donderdag 13 juni 2019


Sporen van agressie in Luxor en Beiroet
Peter Blokhuis exposeert in de Haagse Kunstkring met werk waarvoor hij de wereld rondreisde. “Als toerist blijf je toch een buitenstaander.”

Door Margreet Hofland



Kunstschilder Peter Blokhuis (80) kan slecht afscheid nemen van zijn werk. Tot in het oneindige blijft hij veranderingen aanbrengen. Het is ook de reden dat sommige schilderijen niet te koop zijn. Dan vindt hij ze nog niet echt ‘af’. “Maandag heb ik in de Haagse Kunstkring mijn tentoonstelling ingericht,” zegt hij. “Maar woensdagochtend stond ik hier alweer met een kwastje en wat verf om toch nog wat bij te werken.”
‘Wachten’ heet het doek dat nauwelijks is opgedroogd. Er staan drie lege stoeltjes op, een thema dat vaak terugkeert in zijn werk, maar nu met inslagen van kogels erboven. “Ik wilde die kogelgaten nog wat donkerder te maken. Het zijn sporen van agressie en het is een beeld uit Luxor. Ook zag ik iets dergelijks in Beiroet. Als toerist blijf je toch een buitenstaander, ik ging in mijn hotel het balkon op en zag daar die gaten in de muur. Dan sijpelt het toch langzaam door.”

Twee schilderijen met de titel ‘Uitzicht uit het hotelraam’ vertellen ook over dat buitengesloten voelen, maar zijn vooral prachtig gemaakt. Schaduwen kruipen langzaam over de gevels omhoog, je voelt de hitte zinderen. Met duizelingwekkend veel verschillende tinten zijn luchten en gebouwen geschilderd, blauw en paars overheersen. De huid van de verf bestaat uit ontelbare penseelstreken. “Wat er hier gebeurd is, dat weten we niet. Ik vind het zelf ook spannend als ik aan het schilderen ben: dat witte vlekje, is het echt een vlek of wordt het een lamp?” zegt Blokhuis.

Guilty pleasure
Een ‘guilty pleasure’ van Blokhuis is het verzamelen van affiches die hij afscheurt en meeneemt of fotografeert. Delen ervan verwerkt hij in zijn collages en schilderijen.
“Tegenwoordig zijn de steden veel schoner dan vroeger, behalve op de elektriciteitshuisjes, die zijn nog wel eens volgeplakt met van alles en nog wat. Ze hebben hun eigen schoonheid. Je hebt geen ‘hogere’ en ‘lagere’ kunst vind ik. Ik was in een museum in Karlsruhe en zag daar werk van grote Duitse kunstenaars, daarna op straat zag ik opeens ergens een plaatje van een schreeuwend gezicht op de muur geplakt, heel klein, maar met een enorme expressie. Dat fotografeerde ik en verwerkte het in mijn schilderijen en tekeningen.”
Het kopje dat in verschillende van zijn werken terugkeert, doet denken aan ‘De Schreeuw’ van Edvard Munch, met dezelfde wanhoop. Het speelt ook nog een andere rol. Buiten op de muur naast de Kunstkring zit een plaatje waar je zo aan voorbij loopt. Het laat al een beetje los. Op verschillende plekken op het Lange Voorhout en de Denneweg kun je ze tegenkomen. “Het geeft mij nog steeds de emotie die ik kreeg toen ik het voor het eerst zag. Ik heb overal op het Lange Voorhout en omgeving dit kopje opgeplakt, ook op elektriciteitshuisjes. Ik zie ze langzaam van de achtergrond loslaten, iedere keer als ik er langs loop.”


‘Expositie Peter Blokhuis’ in de Haagse Kunstkring. T/m zondag 23 juni. Meer informatie www.haagsekunstkring.nl




zaterdag 8 juni 2019



‘EIGENLIJK WILDE IK MINISTER WORDEN’
Artikel in Pulchriblad 2 juni 2019

Jan van Spronsen maakt figuratief werk met kubistische invloeden. Van 15 juni tot en met 17 juli exposeert hij in de Klinkenbergzaal I en II van Pulchri Studio.

Jan van Spronsen (87) werkt nog elke dag. “Als jij nou straks weg bent, dan ga ik direct weer aan de slag,” zegt hij. Velen (waaronder ondergetekende) zullen zich zijn lessen anatomie en modeltekenen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten nog goed herinneren. Hij gaf streng maar rechtvaardig les. Ook híj weet het nog, want hij heeft een ijzersterk geheugen. “We gingen op werkweek naar Brouwershaven,” zegt hij. “Het was een beetje te koud om de hele dag buiten te tekenen, maar er was een café waar jullie je tussendoor konden opwarmen. En ’s avonds bespraken we het werk.” Zelf aquarelleerde hij daar koeien in de wei, die hij met een paar streken op papier zette.
De expositie in Pulchri Studio bestaat uit recent en wat ouder werk. Meestal stillevens, met  water- en olieverf geschilderd. “Ik heb een boomstronk, die sleep ik al mijn hele leven met me mee. Ik ben hem een beetje gaan vervormen. Die ga ik in een serie van drie ophangen,” zegt hij. Hij moet even zoeken, de stronk zelf ligt boven op de kast, vóór een koeienschedel met blauwe verfvlekken. Zijn geschilderde stronken hebben schitterende kleuren gekregen. In het ene werk is de vorm nog herkenbaar, de andere is abstracter. “Mijn stronk krijgt zo verschillende gedaanten.”

Poppenkopjes
Met een aantal voorwerpen waar hij erg aan gehecht is, maakt hij steeds nieuwe composities. “Ik kom er niet van los, iedere keer maak ik weer iets anders. Er zijn talloze combinaties mogelijk.” De schilderijen laten een stuk versiering van een dakrand zien, een olielamp en een vijzel. Het is een ingenieus spel van gekleurde vlakken geworden, geel, rood, blauw en wit. Kubistisch. Het werk verschilt erg van zijn figuratieve aquarellen. “Ja dat is logisch toch? Je ondergaat de tijd. Je moet ook niet als een dommekracht alsmaar dezelfde impulsen blijven volgen,” zegt hij.
Wat hetzelfde is gebleven, is de manier waarop Jan van Spronsen trefzeker een landschap of een stilleven neerzet. De hand van de meester is op die werken duidelijk herkenbaar. Een stilleven met stenen poppenkopjes, een doosje en een kan met een oranje lampionplant, gerangschikt voor een blauwe papieren draagtas, wordt een prachtige aquarel met speelse vormen en heldere kleuren. “Deze is eigenlijk ontstaan uit blokken kleur,” zegt Van Spronsen. “Dus toch ook weer een beetje kubistisch. Vroeger maakte ik mij wel eens zorgen over die onderlinge verschillen in mijn werk, maar nu denk ik: soms gaat het zo. Ik denk er wel steeds goed over na: heeft zo’n vorm het recht van bestaan? Ik ben altijd gefascineerd geweest door het kubisme dat een hele andere ruimtebeleving heeft dan het al sinds de Renaissance bestaande centraal-perspectief.”

Morandi
“Op de HBS moest je nog eindexamen doen in tekenen. Op dat moment dacht ik: dat is leuk, dat begrijp ik. Daarmee is het begonnen,” zegt Van Spronsen. Hij vertelt dat hij eerst een paar jaar op een kantoor heeft gewerkt bij het ministerie van Oorlog. “Eigenlijk wilde ik wel minister worden, want ik wist dat ik geen kantoorman wilde blijven. En dan niet minister van Oorlog, maar minister van álles. Ik begon er toen ik zestien was, op Plein 4. Aan de voorkant zat Staf, de minister, en ik kwam daar als loopjongen in die mooi-betimmerde kamer waar een groot schilderij met een of ander oorlogstafereel hing. Ik dacht: als ik dát toch eens kon bereiken!”
Gelukkig werd Jan van Spronsen schilder, geïnspireerd door andere grote en kleinere namen. “Ik vind het mooi als je in het werk kunt zien of iemand een goede tekenaar is. Er zijn van die schilderijen waar je een beetje stil van wordt zoals die van Morandi. Wat een serene stilte! Van Gogh, daar was ik ook weg van, later werd dat Cézanne. Ook de robuuste Belgische schilders zoals Permeke, Gustaaf de Smet en Frits van den Berghe, die heel dicht bij het aardse bestaan bleven. Ze schilderden het Vlaamse land, hun dorp, cafeetjes of het gewone boerenleven. Deze schilders ontdekten het kubisme en importeerden dat in België. En zij hebben mij weer beïnvloed.” In het werk van Jan van Spronsen kun je zien dat hij een goede tekenaar is. En soms word je er een beetje stil van.

donderdag 6 juni 2019


Vuur, games en wervelende broekspijpen

De afdeling mode en textiel van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten opent haar deuren voor de jaarlijkse Fashionshow en expositie: ‘EXPOSED’. Met lange modellen, verschroeide foam en ‘woorden van de lach’.

Door Margreet Hofland

Zoals elk jaar in deze periode gonst het van bedrijvigheid op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) afdeling Mode en Textiel. Veertien studenten studeren af en bereiden zich voor op de jaarlijkse modeshow en textieltentoonstelling ‘EXPOSED’. Een grote verrassing is dat stylist en tentoonstellingsmaker Maarten Spruijt dit jaar de expositie inricht en ook de visualisatie van de modeshow voor zijn rekening neemt. Hij maakte eerder tentoonstellingen voor de grootste musea van Nederland zoals het Rijksmuseum en Gemeentemuseum Den Haag (‘To Audrey with Love’ en ‘Femmes Fatales’) en is ook in het buitenland geen onbekende. Het belooft een spetterende show en een indrukwekkende expositie te worden. Drie talentvolle studenten vertellen over hun afstudeercollecties en toekomstplannen.

Vincent Wong
Vincent Wong (28) komt uit Maleisië. Hij wist als veertienjarige jongen niet dat er zoiets als het beroep ‘modeontwerper’ bestond, maar hij wilde wél iets met kunst doen. Toen hij ontdekte dat er een instituut was waar je kon leren kleding te ontwerpen, werd dat zijn grote droom. De opleiding KABK vond hij via internet.
In zijn derde jaar viel Wong tijdens de jaarlijkse Fashionshow al op met zijn superlange mannelijke modellen, die lakleren broeken en pluizige, pastelkleurige jasjes van synthetisch verpakkingsmateriaal droegen. Zijn kleding is bijzonder, maar wel draagbaar. Dat is niet altijd zo met de ontwerpen van de afstudeerders die het lichaam vaak alleen gebruiken als medium om een creatie te tonen. Voor Vincent Wong is draagbaarheid belangrijk, zijn ontwerpen hebben wel een heel eigen stijl.
De afstudeercollectie van Wong heet ‘JUVENILE ODDITY’. “Ik zou willen dat mensen zich weer beter zouden kunnen uiten, zoals in de jaren zeventig en tachtig toen sociale media zich nog niet zo ontwikkeld hadden. Toen kon je in een club naar binnen lopen met een ‘crazy outfit’ en de ster van de nacht zijn. Niemand kon je terugvinden. Nu ben je overal te traceren. Ik wil met mijn kleding een ander silhouet maken,” zegt hij. “Zodat je minder snel te herkennen bent.” De keuze van zijn modellen helpt daarbij. “Sommigen zijn meer dan twee meter, ik spreek hen aan op straat of zoek ernaar op Facebook en Instagram. Het gaat onbewust. Misschien omdat ik zelf altijd zo graag lang wilde zijn. Ik vind het prettig dat ik mijn kleding op hen kan modelleren zoals ik dat wil.”
In zijn asymmetrische ontwerpen zitten draaiingen. Het zijn wijde broeken die niet recht vallen en hemden met vreemd gevormde schouders. De stof is glanzend, soms met grillige patronen, het is een knipoog naar de jaren zeventig en tachtig. Wong wil met zijn kleding de werkelijkheid verdraaien, letterlijk en figuurlijk. Voor publiciteitsfoto’s gebruikt hij vaak gekleurd licht om alles nog abstracter te laten overkomen. Zijn tweede grote droom is om stage te lopen bij Maison Martin Margiela in Parijs: “Dat wil ik al mijn hele leven.” Vincent Wong heeft alles in zich om een hele grote in de modewereld te worden.

Stella Kim
Stella Kim (23) komt uit Zuid-Korea en studeert af aan de afdeling textiel. De titel van haar collectie is ‘Artificial Calm’. “Het huis van mijn ouders, die toen in Polen woonden, is afgebrand, ze zijn nu terug naar Zuid-Korea. Dat ze nog steeds zo gek bleven op vuurwerk maakte mij nieuwsgierig. Wat mij ook fascineerde was: wat gebeurt tijdens zo’n brand en daarna? Wat blijft er over? En waarom kijken we op Youtube naar filmpjes van een brandende open haard? Ik heb dat uitgezocht en laat het in mijn collectie zien. ‘Artificial Calm’ bestaat uit bedden gemaakt van verschroeide foam, voor de ramen hangen half verbrande gordijnen. Ik koos voor textiel waar je in het dagelijkse leven veel mee in aanraking komt en bekeek hoe vuur de structuur van dagelijkse objecten aantast en vernietigt. Met laser graveerde ik vormen in het oppervlak van foam, wat mooie patronen en reliëfs in aardkleuren opleverde. Ik plaats de objecten in een ruimte, precies zoals ze eruit zien en laat ze hun eigen verhaal vertellen, dat zijn ‘the untold stories’.” Het werk van Kim maakt nieuwsgierig en prikkelt de verbeelding. De gedekte tinten hebben hun eigen schoonheid.
Ze vond de KABK op internet. “Ik woonde toen met mijn ouders in Polen en het was een van de weinige internationale modeopleidingen die in het Engels te volgen was, dus die keuze was snel gemaakt. Ik vond ook de combinatie van mode en textiel heel prettig.”
Op de vraag wat haar toekomstplannen zijn antwoordt ze: “ ‘Let’s go with the flow’. Ik concentreer me nu eerst op het afstuderen. Daarna ga ik er eens goed over nadenken. Ik zou graag met stages meer ervaring in het veld opdoen.”

Larissa Schepers
Voor Larissa Schepers (23) uit Tilburg was haar jongere broer de inspiratiebron voor haar afstudeerproject. Ook zij koos na het eerste gemeenschappelijke jaar voor de richting textiel. “Mijn broer is een enthousiast gamer. Als wij met het gezin beneden zitten, horen we hem boven schreeuwen en gillen als hij bezig is. Het klinkt als een aardbeving, het plafond trilt ervan. Voor mij onbegrijpelijk. Hoe kan een videogame waarin je anderen doodschiet entertainment zijn? En wat is grappig aan het feit dat iemand valt en zijn benen breekt? Vaak wordt gelachen om de pijn van een ander. De persoon die het hardst schreeuwt, wint. Ik doe iets met die woorden. Mijn werk is een uitnodiging tot conversatie.”
Stop laughing, it’s not funny’ heet haar collectie. Met de hand borduurde ze een overtrek voor de stoel waarin haar broer het grootste gedeelte van zijn leven doorbrengt met kreten zoals ‘ha ha ha’. ‘Woorden van de lach’ noemt ze die. Zijn vloeken, zoals ‘Motherfucker’ of ‘Bullshit’ die tijdens zijn gamesessions door het plafond de huiskamer in geslingerd worden, geeft ze weer in weefsels en breisels van kralen. De zachte kleuren vormen een contrast met de hardheid van de boodschap. Schepers is het duidelijk niet eens met de keuzes die haar broer maakt. Op een bijzondere manier heeft zij haar ergernis omgezet in iets positiefs. Haar objecten zijn een lust voor het oog.
Schepers hoopt dat ze na haar studie voor zichzelf kan beginnen met een eigen studio. Ze wil daarnaast meer kennis op doen rond traditionele textieltechnieken en hoopt op een samenwerking met anderen zodat er misschien een collectief kan ontstaan.

‘Modeshow en textieltentoonstelling EXPOSED 2019’, Helena van Doeverenplantsoen 3, van 14 t/m 16 juni. Meer informatie www.kabk.nl


Een orchidee tussen de aardappels
Het Art Nouveau Festijn barst dit pinksterweekend los. Met een tentoonstelling met spotprenten over Louis Couperus, en nog veel meer.

Door Margreet Hofland

Den Haag wordt wel de Nederlandse hoofdstad van de Art Nouveau genoemd en pinkstermaandag10 juni is het Wereld Art Nouveau dag. Reden voor dichter-voordrachtskunstenaar Simon Mulder en media-adviseur Rob van Kan om het Art Nouveau Festijn te organiseren. Een flink aantal van de evenementen vindt plaats in het Louis Couperus Museum.
‘Een orchidee tussen de aardappels’, zo heet de tentoonstelling over schrijver Louis Couperus (1863-1923), in het naar hem vernoemde museum. Het is ook de titel van een nieuw boek van Dick van Vliet (in twee delen) dat op 20 mei uitkwam; hij heeft alle parodieën over Couperus daarin verzameld. Op de tentoonstelling hangen karikaturen en spotprenten. Louis Couperus kende de Haagse cultuurwereld in die tijd op zijn duimpje. "Couperus stak boven het maaiveld uit,” zegt Josephine van de Mortel, directeur van het museum. “En was dus ook het mikpunt van spotternijen.”
Vooral over de vermeende homoseksualiteit van Couperus, die eruit zag als een dandy, werd veel gespeculeerd. Meestal ging hij gekleed in smoking, vaak werd hij in het roze afgebeeld, met een poederdonsachtige vrouwelijkheid. Zijn eerste openbare optreden in 1915 zorgde voor een ware explosie aan spottende teksten. Men moest wennen aan zijn uitbundige schrijfstijl en aan de verhalen die soms op de grens van het onbetamelijke zaten. Ouders werd geadviseerd zijn boeken uit de handen van hun kinderen te houden. Toneelschrijver Herman Heijermans zegt in een recensie over ‘Majesteit’ en ‘Wereldvrede’: ‘De damesschrijver met roze nageltippen, de man van het wattendoosje, de slappeling van zachte sofa’s en luierstoelen, de verweekte bourgeois, móest te pletter gaan in de wereld buiten’. Er zal ongetwijfeld ook een flinke dosis jaloezie meegespeeld hebben, want de Haagse dames liepen weg met Couperus.
De schrijver zelf deed weinig om deze spotternijen te voorkomen, maar speelde het spel mee. Zo staat in de biografie van Albert Vogel dat hij in 1915 met zijn karakteristieke wandelstok door Den Haag flaneerde en door de Vlaamse schrijver Cyriel Buysse op de schouder werd geslagen met de woorden: “Dag beste kerel!” waarop hij  kwijnend antwoorde: “Cyriel! Ik bén geen kerel en je doet me pijn!”

 Soirees

Er is nog veel meer te doen in het Couperus Museum in het Art Nouveau weekend. “We brengen op zaterdag 8 juni muziekstukken van verschillende Haagse componisten van rond 1900, die nauwelijks nog worden uitgevoerd. Sommige stukken zijn decennia lang niet meer gespeeld en uit het archief opgediept,” zegt Simon Mulder. “Bijvoorbeeld van de componist Bernhard van den Sigtenhorst Meyer, die een Indische salon had in Den Haag waar hij soirees organiseerde. Er komt ook een strijkkwartet dat muziek van Johannes Verhulst speelt en er worden liederen op gedichten van Couperus gezongen.”
Zondag 9 juni is er een Haagse première van het theaterstuk ‘Zelle’ over Mata Hari gespeeld door actrice Hester Meuleman. Een theatersolo die onlangs is opgevoerd in Amsterdam. Er zijn nog wat oude recensies, zowel positief als negatief, die Mulder zal voordragen. Maandag brengt hij samen met pianist Daan van de Velde een ‘declamatorium’, een voordracht op muziek van het verhaal ‘De Binocle’ geschreven door Couperus en dan wordt ook het nieuwe Couperus Cahier over Couperus op het toneel gepresenteerd.

 ‘Art Nouveau Festijn’, vrijdag 7 t/m maandag 10 juni. Meer informatie www.artnouveaufestijn.nl


  Savery, een meester in het observeren   Roelant Savery werd onder meer bekend met zijn schilderijen van de uitgestorven dodo. Met zijn b...