donderdag 19 mei 2022

 

Walging met een vleugje humor

 Artikel in Den Haag Centraal van 19 mei 2022

‘Death Fan’ is een spraakmakende tentoonstelling van de internationaal bekende kunstenaar Tala Madani. Ze bekritiseert de rol van man en vrouw in de maatschappij. Haar werk roept afschuw en ongemak op, maar is ook om te lachen.

 

Wandelend door de
solotentoonstelling ‘Death Fan’ van Tala Madani (Iran, 1981) in KM21, de tentoonstellingsruimte voor hedendaagse kunst van Kunstmuseum Den Haag, word je door verschillende gevoelens overvallen. Bevreemding en walging springen op je af. Er is ook humor, maar dan wel ongemakkelijke zwarte slapstickhumor. De thema’s van Madani spelen zich af rond macht, pijn en vernedering.
Ze verbeeldt gevoelens die recht uit het hart komen zoals verlangen en lust, de afhankelijkheid daarvan maakt ze belachelijk. Daarnaast bekritiseert ze de ongeschreven regels en sociale normen tussen mannen en vrouwen.

Tala Madani legt haar morbide kijk op de wereld vast in schilderijen en animaties. In haar vroege werk laat ze potsierlijke, kale en naakte mannen zien, die met hun lichaam bezig zijn of zichzelf pijnigen. Vernedering speelt hierbij een belangrijke rol. Haar werk is grensoverschrijdend, soms pervers. Mandani stelt genderstereotypen en geïdealiseerde opvattingen over familie, kindertijd en gezin aan de kaak. In de video ‘The Womb’ ziet een ongeboren baby in de baarmoeder flarden van zijn toekomstige leven voorbij trekken: oorlog en dreiging, maar ook een moeder die taarten bakt.

Aanvankelijk beeldde Madani alleen mannen af, nieuw zijn de vrouwelijke figuren (‘shit moms’). Haar werk gaat tegen het aloude kunsthistorische motief van moeder-en-kind in. ‘Shit Mom’ is een toespeling op de term ’slechte moeder’, waar in onze maatschappij nog steeds een taboe op rust.

 

Gruwelijk

De eerste zaal toont een aantal schilderijen van plafondventilators, die als gevaarlijke messen door de lucht snijden. Er is ook een afbeelding van een man die gedeeltelijk is weggevaagd, hij lijkt te smelten of op te lossen. Er tegenover hangt een schilderij van een glazen potje, waarin een uitwerpsel in een gele vloeistof drijft.

In de volgende ruimte worden animaties getoond. In ‘Fan’ kijkt een man naar een andere man, die door zijn ventilator wordt weggeblazen en uit het zicht verdwijnt. Nadat hij zijn eigen ventilator stukslaat, smelt hij tot een waterig plasje op de grond.

In ‘Shit Mom Animation I’, gemaakt in 2021, doolt een vrouw door een statige villa. De weelderige achtergronden bestaan uit foto’s, de figuur is erin geschilderd. De vrouw lijkt uit een bewegende hoop ontlasting te bestaan, een vormeloze gestalte zonder ingewanden of skelet. Haar voetstappen laten bruine sporen achter. Het is een gruwelijk en confronterend beeld, dat nog eens wordt versterkt door soppende en kleverige geluiden. De vrouw zet vegen op de muren, en gaat op een bed liggen om zichzelf te bevredigen. Als ze een doekje pakt, maakt ze de bewegingen van een vrouw die aan het schoonmaken is, maar alles wordt alleen maar smeriger. Pas dan wordt duidelijk hoe stereotiep het beeld van een poetsende vrouw in onze hersenen staat gegrift.

Tegenover de wand met deze video wordt ‘Shit Mom Suicide’ afgespeeld, waarin een vrouw aan de rand van het balkon hangt van een huis in een vervallen stad. Ze wappert heen en weer, als wasgoed en lijkt elk moment te kunnen vallen.

 

Bloedvlekken

Zelfmoord is al jaren een steeds terugkerend motief in het werk van Madani. In de laatste ruimte hangt een serie schilderijen ‘Concrete Suicide’, met in verschillende fases de schaduw afgebeeld van een persoon die van een gebouw springt en de bloedvlekken die dat op het asfalt achterlaat.

KM21 toont actuele ontwikkelingen in de beeldende kunst, het werk van Tala Madani is daar een goed voorbeeld van. Ze woont en werkt in Los Angeles en exposeerde in verschillende musea over de hele wereld, waaronder het Guggenheim en Museum of Modern Art in New York en Tate Modern in Londen.

 

Tala Madani, ‘Death Fan’ nog t/m zondag 21 augustus in KM21. Meer informatie www.km21.nl

 


 

dinsdag 17 mei 2022

 

Alle strandbeesten van Theo Jansen hebben een ziel

Artikel in Den Haag Centraal maart 2022

Langs de vijver van Kunstmuseum Den Haag staat een serie strandbeesten van Theo Jansen. Ze geven slechts een idee van de schoonheid die ontstaat, als de wind hen over het strand jaagt.  

 


Met een beetje geluk kom je tijdens een winderige dag op het Noorderstrand de Scheveninger Theo Jansen (1948) tegen. Met wapperende haren en de wind in de rug loopt hij regelmatig langs de zeelijn. Aan een dunne lijn wandelt - geheel op eigen kracht - een enorm voorhistorisch beest met hem mee. Een geraamte met klapperende vleugels, voelsprieten en krakende ledematen. Het creatuur loopt, zucht en puft zelfstandig, soms gracieus wuivend, als een balletdanser. De strandbeesten van Theo Jansen leven van de wind.

In het Kunstmuseum lijkt Jansen niet op zijn plek. In zijn windjack en op zijn door zeewater aangetaste schoenen inspecteert hij zijn strandbeesten, waarvan er nu tien langs de vijver staan. Jansen bekent dat hij tijdens storm Eunice een benauwde nacht heeft gehad. “Ze hebben het allemaal overleeft, op een paar kleine ongelukjes na,” verzucht hij.

 

Evolutie

Jansen praat over zijn beesten alsof het levende wezens zijn. “Als mijn beesten water opslokken en zich verslikken, heeft dat als effect dat zij zich omdraaien en de zee niet inlopen, dat is hun overlevingsstrategie,” zegt hij.

Hij legt de evolutie van zijn strandbeesten uit, er zijn inmiddels twaalf generaties. Op zijn website staat een overzicht van de verschillende periodes. Zijn eerste schepping ‘Lineatmentum’, uit de periode Pregluton (1989), was nog niet mobiel en gemaakt van pvc-buizen en plakband. Nu kunnen zijn strandbeesten zich zelfstandig over het strand bewegen, zand verplaatsen en met hun vleugels klapperen. In de meest recente periode, het Volantum, maakte hij zelfs een vliegend exemplaar.

De beesten staan in chronologische volgorde langs de vijver. “Het is een soort biologische stamboom. Ik ben het meest trots op de laatste, die loopt heel goed en doet ook een beetje wat ik wil. Ik kan er helemaal mee naar Katwijk lopen en dan sleep ik hem met de auto weer terug. Hij loopt zelf, maar ik stuur hem wel. Ik trek aan zijn neus, dan gaat hij richting zee en als ik het touw laat vieren gaat hij richting duinen. Soms loopt hij wel eens weg, met de wind mee, dan moet ik er achteraan en hem weer terug zien te krijgen. Maar gelukkig ben ik nog steeds snel genoeg.”

 

DNA

In de tuinzaal van het museum hangt al sinds 2018 de Animaris Omnia, vlak onder het glazen dak en badend in het licht. Op de eerste etage van het museum is een ruimte ingericht met een kleine tentoonstelling, waar bezoekers zelf een stukje met een van de beesten kunnen lopen.

Theo Jansen heeft een gebutste koffer bij zich, die hij op de grond opengooit. Op het eerste gezicht zit er alleen rommel in, maar hij haalt er een fietspomp uit en hij demonstreert hoe lucht de in elkaar geschoven stukjes pvc-buis doet bewegen. Er volgt een verhaal over hoe de constructie tot stand gekomen is. Voor een gewone sterveling is het een beetje moeilijk te volgen.

“Mijn beesten hebben een DNA en bestaan uit spieren en zenuwcellen,” zegt hij. “Ik maak pompjes, als je de pompjes verbindt aan een vleugel, dan maak je een soort ‘spier’ en spieren zijn heel handig als je wilt overleven.”

Hij haalt een voorbeeld uit de koffer, gemaakt van pvc-buizen. “Kijk dit zijn zenuwcellen. Het zijn niets anders dan kraantjes, die op commando open en dicht gaan.”

Met de fietspomp demonstreert hij de werking van zijn ‘zenuwcellen’, die inderdaad krakend  in beweging komen.

Jansen studeerde ooit wis- en natuurkunde, maar brak zijn studie af om kunstenaar te worden.

In 1980 zette hij zijn toenmalige woonplaats Delft op zijn kop, hij liet een vliegende schotel gemaakt van landbouwplastic boven de stad vliegen, eronder hing een apparaat, dat geluid en lichtsignalen gaf.

 


Filmpjes

Het is een belevenis om de strandbeesten in beweging te zien en gelukkig staan er filmpjes op de website van Jansen. In de tentoonstellingsruimte wordt ook een video afgespeeld. Jansen maakt en monteert zijn video’s zelf. De muziek die hij eronder zet is meestal de tune van The Onedin Line, een Britse televisieserie uit de jaren zeventig over een lijnvaartdienst. “De golvende muziek past perfect bij de bewegingen van mijn strandbeesten,” zegt hij.

Het is magisch om te zien hoe ze langzaam in beweging komen. De wind slaat onder zeilen en vinnen, wild wapperend slaan ze om zich heen. Ze rollen over de grond en duiken de branding in, als spelende kinderen. Soms zijn ze heroïsch, soms koninklijk, heel vaak ook aandoenlijk.  

Jansen filmde ze bij wind, regen en zonsondergang, soms valt er een om en voel je bijna fysiek de pijn. Met vereende krachten zet hij zijn beest dan weer rechtop om verder te lopen. Als een strijder met naast zich een getemde dinosaurus aan een touwtje.

 

Theo Jansen, ‘Strandbeesten, de nieuwe generatie’ t/m zondag 3 juli 2022 in Kunstmuseum Den Haag. Meer informatie www.kunstmuseum.nl en www.strandbeest.com

 

 

https://youtu.be/KsqlnGMzMD4

 

 

 

 

De kraamkamers van een kwaliteitsmuseum

Artikel Den Haag Centraal


Stadhouder Willem V en koning Willem I, een aantal fanatieke kunstverzamelaars, verschillende directeuren en het Haagse Venduehuis der Notarissen speelden een belangrijke rol in de geschiedenis van het Mauritshuis. Veel van de schilderijen die er nu hangen, maakten vroeger deel uit van particuliere verzamelingen in de directomgeving van het museum.

 Venduehuis

Het ‘Meisje met de parel’ kostte destijds twee gulden en dertig cent en ‘De stier’ van Paulus Potter werd in 1795 door de Fransen als oorlogsbuit geroofd. Dit zijn zomaar een paar anekdotes die Quentin Buvelot, hoofdconservator van het Mauritshuis, uit zijn mouw schudt. Hij weet van vrijwel elk schilderij uit de collectie, waar het vandaan gekomen is.

“Hoe het ‘Meisje met de parel’ in het bezit van het Mauritshuis kwam? Dat is een bijzonder verhaal,” zegt hij. “In 1881 kwam het schilderij op de veiling bij het Venduehuis der Notarissen. Het was erg vuil en het was lastig te zien door wie het gemaakt was, de signatuur was onleesbaar. Kunstverzamelaars Andries des Tombe en Victor de Stuers - die destijds de ‘Kunstpaus’ van Den Haag genoemd werd - hadden wel een vermoeden. Ze woonden naast elkaar in de Parkstraat en Victor de Stuers zag tijdens de kijkdag onmiddellijk dat het schilderij kwaliteit had. Hij dacht zelfs dat het wel eens een Vermeer zou kunnen zijn. De twee heren besloten om niet tegen elkaar op te bieden en Andries des Tombe kocht het voor twee gulden, plus dertig cent opgeld. Toen het schilderij gerestaureerd werd, ontdekte hij tot zijn grote vreugde dat hij inderdaad een echte Vermeer in handen had. Na het overlijden van des Tombe in 1902 liet hij twaalf schilderijen aan het Mauritshuis na, waaronder het ‘Meisje met de parel’.”

 

Galerij Prins Willem V

De zogenaamde ‘oer-collectie’ van het Mauritshuis is bijeengebracht door de familie Oranje-Nassau en is afkomstig uit de verzameling van Stadhouder Prins Willem V, de vader van Koning Willem I. De stadhouder was een kunstliefhebber, al op zijn vijftiende kocht hij zijn eerste schilderij. Op latere leeftijd wilde hij meer mensen laten meegenieten van zijn verzameling en in 1774 opende hij Galerij Prins Willem V, een speciaal gebouwde schilderijenzaal aan het Buitenhof. Het is het oudste museumgebouw van Nederland en voor het eerst waren schilderijen van de koninklijke familie te zien voor publiek. De wanden hingen bomvol, de schilderijen, groot en klein, werden boven en onder elkaar over de hele muur geëxposeerd, ongeveer zoals ze er nu nog steeds hangen, alleen niet meer tot op de plint.

Toen de Fransen in 1795 binnenvielen, vluchtte Willem V naar Engeland. Zijn collectie werd meegenomen naar het Louvre, waar de schilderijen twintig jaar zouden blijven hangen.

“Vooral ‘De stier’ van Potter maakte veel indruk op de Fransen, het werk werd daar heel beroemd. Ze vonden het werk fantastisch, het was nu eens geen Bijbelverhaal, maar een afbeelding met een levensgrote stier, een gewone boer en een vlaai op de voorgrond, dat hadden ze nog nooit gezien,” zegt Buvelot. “Tussen de schilderijen van Rafael en Titiaan, die Napoleon uit Italië geroofd had, viel deze realistische voorstelling van het gewone boerenleven enorm op.”

Pas na de Slag bij Waterloo in 1815 werd de schilderijencollectie teruggevorderd. De Fransen wilden het gestolen werk eigenlijk niet teruggeven, maar onder leiding van de Duke of Wellington kon toch een deel teruggehaald worden. Britse, Pruisische en Nederlandse militairen omsingelden het Louvre drie dagen lang om, met behulp van een inventarislijst 130 van de 200 ontvreemde schilderijen te identificeren en mee terug te nemen. De overige schilderijen bleven in Frankrijk achter, als roofkunst.

 

Basiscollectie

Toen de schilderijen, waaronder ook ‘De stier’ in 1815 terugkeerden in Den Haag, werd de collectie eigendom van de Nederlandse staat. In het najaar van 1821 verhuisde een groot aantal werken vanuit het door Koning Willem I opgerichte 'Koninklijk Kabinet van Schilderijen' (gehuisvest in Galerij Prins Willem V) naar het Mauritshuis.

De Staatscourant van 3 januari 1822 meldde: ‘Het Koninklijk Kabinet van Schilderijen te ’s Gravenhage’ zal voortaan des woensdags en des zaterdags kunnen worden bezigtigd door een ieder die wel gekleed is en geene kinderen bij zich heeft’. Dat de toegang was voorbehouden aan een elitair publiek moge duidelijk zijn. Er reed een koets voor en met de jassen aan liepen de mensen door het museum. Het was open van elf tot één uur, dus alleen bij daglicht. In de winter was dat nog korter. Pas in 1950 zal er elektrisch licht komen.

“Galerij Prins Willem V kun je eigenlijk wel de kraamkamer van het Mauritshuis noemen, het werk dat daar vandaan kwam, vormt de kern van onze huidige verzameling. Er zaten drie vroege Rembrandts bij zoals ‘Simeons lofzang’, ‘Suzanna’ en ‘Tronie van een man’, plus een aantal Van Dycks en Holbeins, drie Jan Steens en enkele werken van Rubens, waaronder de beroemde ‘Het aardse paradijs met de zondeval van Adam en Eva’. Het was toen ook al een collectie van heel hoge kwaliteit. De schilderijencollectie van Galerij Prins Willem V vormde de basis voor het Mauritshuis.”

 

Museum Bredius

Na 1830 was er lang tijd geen geld meer voor nieuwe aankopen, maar in 1889 komt er een nieuwe directeur: Abraham Bredius. De welgestelde kunsthistoricus woonde in een monumentaal pand aan de Prinsegracht en daar breidde ook zijn privécollectie zich steeds meer uit. Na zijn dood in 1946 werd zijn huis Museum Bredius en in 1990 verhuisde dat naar het huidige pand aan de Hofvijver.

 vertelt dat ook dat Bredius een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de huidige collectie van het Mauritshuis. “Abraham Bredius was een succesvol man, die heel veel voor het museum aankocht, maar ook voor zichzelf. Iets wat nu niet meer zou kunnen. Voor zijn privécollectie kocht hij een aantal Rembrandts zoals de ‘Saul en David’, de ‘Homerus’ en ‘Twee Afrikaanse mannen’. Die gaf hij dan wel direct na aankoop in bruikleen aan het Mauritshuis. Zo ging dat toen. Toen hij vertrok, bleven de schilderijen er hangen en pas na zijn dood liet hij ze na aan het museum.”

Buvelot is zich er heel goed van bewust dat het Mauritshuis veel te danken heeft aan deze kort na de oorlog overleden oud-directeur. “Het kan niet meer, maar ik zou hem dolgraag hier willen rondleiden om hem persoonlijk te vertellen wat we allemaal nog hebben toegevoegd, wat we hebben gerestaureerd en wat we hebben ontdekt, want we weten zóveel meer dan toen.”

 



Puttertje

Een van de bekendste aankopen van Bredius in 1896 was misschien wel ‘Het Puttertje’ van de schilder Fabritius, een klein schilderij van een distelvink, die met een ketting aan zijn pootje op zijn voederbakje zit.

“Het was een wonder dat het lukte om ‘Het Puttertje’ te kopen, alleen geld was niet genoeg. Er was een netwerk van mensen die elkaar konden informeren. De kans dat men elkaar kende was toen ook veel groter dan nu, er waren natuurlijk veel minder mensen en zeker in het kunstwereldje van Nederland. Bredius was zo slim om iemand anders te laten bieden.”

‘Het Puttertje’ kwam in 2013 nogmaals in de publiciteit door de roman met de gelijknamige titel van Donna Tartt, waarin de hoofdpersoon een klein, mysterieus schilderij vindt, dat hem uiteindelijk in de onderwereld van de kunst doet belanden. Het trok veel Amerikanen naar het Mauritshuis.

Toen Abraham Bredius in 1946 op negentigjarige leeftijd overleed, liet hij aan gemeente Den Haag zijn hele schilderijencollectie na. In zijn testament had hij vastgelegd dat de belangrijkste stukken, inclusief de Rembrandts, aan het Rijk werden nagelaten, maar en in het Mauritshuis moesten blijven hangen.

 

Kasteel Duivenvoorde

Het acht eeuwen oude Kasteel Duivenvoorde speelt ook een kleine rol in de geschiedenis van het Mauritshuis. De eerste directeur Johan Steengracht van Oostcapelle werd al in 1816 door koning Willem I zelf benoemd. Steengracht was een verwoed kunstverzamelaar en woonde tegenover het Mauritshuis in een groot herenhuis aan de Lange Vijverberg. Nadat hij directeur was geworden verwierf hij in 1828 voor het Mauritshuis ‘De anatomische les van Dr. Nicoalaes Tulp’ van Rembrandt. De directeur van het Rijksmuseum was ook erg geïnteresseerd in het toen al heel beroemde schilderij, maar koning Willem I besliste dat het naar ‘zijn’ museum moest gaan. Tenslotte was hij ook degene die geld uit zijn koninklijke fondsen haalde voor de aankopen van het Mauritshuis. Alhoewel de aankoop van de Rembrandt uit ander fondsen is betaald.

Na de dood van Steengracht ging de privécollectie naar zijn kinderen en zo kwam een deel van de schilderijen bij zijn familie terecht die op Duivenvoorde woonde. De laatste eigenaar Hendricus Steengracht van Duivenvoorde, stierf zonder kinderen en had bepaald dat alles verkocht moest worden. De hele collectie werd geveild in Parijs, waar enkele stukken konden worden aangekocht voor het Mauritshuis, inclusief ‘Soo voer gesongen, soo na gepepen’ van Jan Steen.

 

“Ik zou echt graag al die mensen uit het verleden willen uitnodigen,” benadrukt Buvelot ten slotte nog eens. “Hoe zouden zij het nu beoordelen? Ik denk dat het Mauritshuis er nooit mooier heeft uitgezien dan nu, met zijden wandbespanningen, kroonluchters van Muranoglas en zijden gordijnen. Onze collectie is misschien niet heel groot maar wel van hoge kwaliteit. Omdat wij niet het grootste museum van Nederland zijn, kennen alle medewerkers elkaar. Het verhaal over hoe de collectie is gegroeid, is ook het verhaal van de mensen die hier werken. Het museum is er al 200 jaar en zal ook na ons hopelijk nog lang blijven bestaan.”

 

 

 

 

‘Een woord zegt meer dan duizend beelden’

 

Artikel in Den Haag Centraal van 24 maart 2022

Bob Schwarze speelt en leest in Theater Branoul twee stukken van Theo Monkhorst, over schoonheid, macht en vertrouwelijkheden.



Een gesprek met theatermaker Bob Schwarze (1964) is een belevenis op zich. Hij zit op het puntje van zijn stoel en vertelt gepassioneerd en met brede gebaren, hoe het hem en Theater Branoul in de Maliestraat de afgelopen jaren is vergaan.

“In de periodes tussen de lockdowns waren wij de enigen die open gingen, zelfs al was het hartje zomer. Na twee weken repeteren, stonden we dan met een nieuwe voorstelling op de planken,” zegt hij. “Ook deden we vaak ‘drama-lezingen’. Daarbij staat de tekst op een standaard op het toneel en leren we niet alles uit ons hoofd, dan kan het veel sneller op het podium gebracht worden. We zijn daar inmiddels heel bedreven in, dat blijkt wel uit het feit dat het publiek vaak na de voorstelling zegt dat ze het ‘zo bewonderenswaardig vinden dat wij zoveel tekst uit het hoofd kennen’. Zij zien die standaard dus helemaal niet staan.”

Op die manier worden nu ook twee stukken van de Haagse schrijver Theo Monkhorst voor het voetlicht gebracht. “Ik kwam met hem in gesprek over het kunstplan van 2021-2024, over de toekenning van subsidies voor kunst en cultuur. We verbaasden ons over de manier waarop dat was gegaan en daar kwam dit stuk uit voort: ‘Ik wethouder/over schoonheid en macht’.”

 

Subsidie

Het kunstplan zorgde destijds voor een aantal pittige vergaderingen bij de gemeenteraad. Aanvankelijk zouden alleen acht grote instellingen in Den Haag subsidie krijgen. Daar werd door enkele gemeenteraadsleden fel tegen geprotesteerd. “Het was schandalig. Toen erover gestemd zou worden, werd de vergadering opeens geschorst. Dat was echt ‘shocking’,” zegt Schwarze.

Maar de protesten hadden resultaat. Uiteindelijk kregen vier kleinere instellingen een aanvullend bedrag en veertien instellingen werden alsnog opgenomen in het beleidsplan.

“Ook Branoul had een negatief advies gekregen. Wat dat  betreft zijn er heel veel fouten gemaakt. Ze gingen ervan uit dat wij al jaren extra subsidie kregen en hoe kon het dan, dat we nog steeds niet alles op orde hadden? Maar dat klopte dus niet. We hebben maar één keer wat geld gekregen. Het beeld dat de commissie kreeg was niet correct.”

 

Satire

‘Ik wethouder/over schoonheid en macht’, is een satirisch stuk. De hoofdpersonen, de wethouder van cultuur en een celliste, zijn buren. De wethouder wordt aan alle kanten onder druk gezet om alleen subsidie aan de grote instellingen te geven. Hij is zelf eigenlijk een cultuurbarbaar en luistert thuis graag naar Duitse schlagers, die hij flink hard aanzet. Zijn buurvrouw heeft er last van. Híj ergert zich juist aan het oefenen op haar cello. ‘Begint ze weer, eindeloos hetzelfde.’ roept hij als hij met zijn moeder telefoneert. ‘Het zal niet lang meer duren. Haar subsidie stopt. Eindelijk rust.’ Als hij in een praatshow op TV komt, escaleert het. 

Het tweede stuk ‘Confessies van een grijsaard’, dat na de pauze gespeeld wordt, gaat over een schrijver op leeftijd, die met zijn kleinzoon een discussie voert. De jongen verwijt zijn grootvader dat diens generatie hem opzadelt met de dramatische gevolgen van de klimaatcrisis. Op de achtergrond speelt mee dat zijn vriendin een gedwongen abortus heeft ondergaan. Het slot is verassend.

 

Snijvlak

“Wat theater Branoul doet, ligt op het snijvlak van literatuur en theater, legt Schwarze uit. “We spelen vaak bewerkte boeken. Ik zeg altijd: ‘Eén woord zegt meer dan duizend beelden’ en niet andersom. Belangrijk is daarbij wel hóé je iets zegt.”

Op dit moment wordt de voorstelling ‘Haar half geopende mond’ naar aanleiding van twee novelles van Toergenjev gespeeld. “Die stond al geprogrammeerd,” zegt Schwarze. “Het is voorlopig wel even de laatste Rus die we doen.”

 

Bob Schwarze met ‘Ik wethouder/ over schoonheid en macht,’ en ‘Confessies van een grijsaard’ van Theo Monkhorst, Theater Branoul. Dinsdag 29, woensdag 30 en donderdag 31 maart en vrijdag 1 april, 20.00 uur. Zondag 3 april om 14.00 uur. Meer informatie www.branoul.nl

 

 

Fotograaf Paul Blanca combineerde afschuw met schoonheid

Artikel in Den Haag Centraal van 29 april 2022

Paul Blanca deinsde er niet voor terug om zichzelf te verminken voor een mooie foto. Ook probeerde hij emoties vast te leggen die dieper gingen dan normaal.

 


In 1986 maakte fotograaf Paul Blanca (1958-2021) een foto van zijn rug, waarin zojuist met een scheermesje een Mickey Mouse was gekerfd. Mickey steekt zijn duim op terwijl de druppels bloed er overheen glijden. De foto heeft een aangrijpende schoonheid en wordt gerekend tot een van de iconen van de Nederlandse fotografie.

Naar aanleiding van het overlijden van Blanca presenteert Fotomuseum een hommage aan het vroege en meest intense werk van deze fotograaf, vooral uit de periode 190-1985.

Afkeer en esthetiek liggen in de foto’s van Blanca vaak niet ver uit elkaar. Hij verminkte zichzelf met scheermessen, pijlen, ijzerdraad en spijkers en zocht de grenzen op van wat zijn lichaam aankon. Maar er is ook een zelfportret, waarop hij naakt en kwetsbaar staat afgebeeld. De poëtische foto laat een prachtige man zien in de pose van De Denker van Rodin en doet je naar adem happen van schoonheid.

 

Rauw

Paul Blanca bewoog zich aan de zelfkant van het leven. Op het moment dat hij meer en meer verslaafd raakte, gebruikte hij zijn werk als ruilmiddel. Zijn foto’s zijn rauw en confronterend. Hij vroeg vrouwen naar hun meest traumatische herinneringen terwijl hij ze naakt en huilend vastlegde, maar wél altijd met mooi strijklicht. Op andere foto’s vervormde hij het gezicht van zijn modellen met een draad. Hij fotografeerde zichzelf met een half dozijn palingen in zijn keel, met een pijl die zijn wangen doorboort en met dichtgenaaide lippen.


Ondanks dat blijven zijn foto’s dichterlijk, hoe gruwelijk het onderwerp ook is. Het is vergelijkbaar met het
kijken naar een film over een moordenaar, waar je gaandeweg sympathie voor gaat voelen. De regisseur - in dit geval de fotograaf - dwingt je om anders te kijken.
De foto’s van Blanca zetten de toeschouwer aan het denken over wat schoonheid is en blijven intrigeren. Op een van zijn mooiste foto’s staat hij met zijn moeder. Ze zijn allebei naakt en omhelzen elkaar. De intimiteit en de liefde die de foto uitstraalt, is aangrijpend. Bijna dertig jaar later maakte hij de foto opnieuw, maar dan draagt hij zijn moeder in zijn armen, op de manier waarop hij haar naar bed bracht toen zij niet meer kon lopen.

 

Lustobject

Blanca werd in de jaren tachtig in één adem genoemd met fotograaf Erwin Olaf. Met choreograaf Hans van Manen werkte hij aan een serie foto's waarbij ze zichzelf, elkaar en anderen fotografeerden met als thema 'De man als lustobject’. Van Manen introduceerde hem in de balletwereld, waardoor Blanca foto’s kon maken van dansers. In 1982 gaf Van Manen hem een rol in zijn balletstuk ‘Pose’, waarin hij een kickbokser speelde. Hij leerde Blanca ook het technisch fotograferen en het omgaan met modellen. De zwart-witportretten van Blanca van collega-kunstenaars, acteurs, schrijvers, dansers en popmusici werden zeer gewild bij kranten- en tijdschriftenredacties.

Na Amsterdam veroverde Blanca de internationale kunstwereld. Hij belandde in de high society van kunstenaars in New York en raakte bevriend met de beroemde fotograaf Robert Mapplethorpe. Onder zijn nieuwe vrienden waren Grace Jones, Keith Haring en Willem de Kooning. Mapplethorpe liet Blanca zien hoe hij  persoonlijke fascinaties, zoals seksualiteit in beeld kon brengen en noemde hem ten slotte ‘zijn enige echte concurrent’.  

 

Catastrofe

Een andere vriendschap eindigde in een catastrofe. Kunstenaar Rob Scholte beschuldigde Blanca in een heftig interview in Het Parool van de bomaanslag in 1994, die hem beide benen kostte. Blanca had in een eerder interview aangegeven hoe makkelijk je in Nederland aan wapens en handgranaten kon komen, maar verder was er geen enkele aanwijzing van zijn schuld. Vanaf dat moment was het gedaan met zijn carrière. Iedereen trok de handen van hem af en hij raakte vanwege zijn verslaving in een isolement. Galeries lieten hem vallen en hij raakte zijn werk niet meer kwijt. Drugs waren de oplossing. ‘Paul Blanca overleed aan de gevolgen van een veelbewogen leven. Zijn lichaam was op’, zei een vriendin na zijn dood.

 

Paul Blanca, ‘Hommage aan Paul Blanca’ van zaterdag 30 april t/m zondag 14 augustus, in Fotomuseum Den Haag. Meer informatie www.fotomuseumdenhaag.nl

 

 

 

Design die je kunt stofzuigen

 Artikel in Den Haag Centraal van 14 april 2022

Marjan Veltkamp exposeert met opvallende objecten van wolvilt bij Bas van Pelt. Ze zijn niet alleen mooi en kleurig, maar isoleren en dempen ook het geluid.


Binnenhuisarchitect Karel Bodegom is de drijvende kracht achter Bas van Pelt Binnenhuisarchitectuur. Aan de Lange Houtstraat zie je alleen de etalage, maar daarachter heeft het pand een oppervlakte van 750 m2, het loopt door tot aan de achterkant van het gebouw van Het Nationale Theater.

Wandelend door de verschillende ruimtes is design te zien die door Bodegom zelf ontworpen is, maar er staat en hangt ook werk van ontwerpers als Jeroen Vinken en Rik van Hazendonk. Tot en met zaterdag 14 mei exposeert de Noord-Brabantse kunstenares Marjan Veltkamp bij Bas van Pelt met akoestische objecten van wolvilt. Ze presenteert het object ‘Virgin Leaf’, een vorm die van het plafond af hangt als een lange tak met witte bladeren en een prachtig spel van licht schaduw laat zien.

 

Pingpongballen

De productlijn FieldS van Marjan Veltkamp heeft inmiddels een uitgebreide collectie. Haar ontwerpen - modulaire objecten - zijn wit of fel van kleur en als hele plafonds of muren ermee bedekt worden, zijn ze in hun veelheid en herhaling spectaculair om te zien. Uniek is dat ze ook geluiddempend en isolerend werken. “Vilt is een materiaal dat absorbeert, het eet het geluid als het ware op,” zegt Veltkamp. “Je kunt je geluid voorstellen als pingpongballen die uit je mond komen. Daar waar het glad en hard is kaatst het terug, maar het zachte vilt absorbeert geluid. Het wolvilt waar ik mee werk, heeft een mooie uitstraling en is in sprekende kleuren te krijgen. Het materiaal is plat, daar knip en vouw ik in. Als je het dan ophangt, valt het materiaal op zo’n manier dat er speelse vormen ontstaan. ik merk altijd dat mensen eraan willen zitten en dat is ook de bedoeling.”

Eerder maakte Veltkamp kunstobjecten waarbij ze kaartjes hing die de toeschouwers uitnodigden om het werk aan te raken. “Als mens houd ik van fysiek contact en dat zie je ook in mijn werk terug,” is haar verklaring.

De objecten zijn heel makkelijk te reinigen. Als je ze neerlegt valt het geheel weer in een plat vlak - als een puzzel - in elkaar en kun je ze gewoon stofzuigen. “De plafond-decoraties kunnen jaren blijven hangen, dat komt omdat wol van zichzelf vuilafstotend is. Dat is niet het geval bij het goedkopere petflessenvilt, wat statisch is en juist stof aantrekt.”

 

Passie

Alles wat Veltkamp maakt is modulair en dus ook heel makkelijk te verlengen door er elementen aan te haken. Zo kun je hele wanden en plafonds bedekken en in lengte en breedte aanpassen. Elk jaar ontwerpt ze weer een serie nieuwe objecten, elke dag staat ze om zes uur op en gaat ze om zeven uur aan de slag. “Ik kan er gewoon niet mee stoppen,” zegt ze. “Het werk is heerlijk en dat zal nooit ophouden. Het is echt mijn passie.”

Haar ontwerpen zijn vaak te zien op belangrijke designbeurzen, onder meer in Milaan, Keulen en Amsterdam en ze exposeerde in verschillende musea. Voor Bang en Olufsen maakte ze witte golven aan het plafond, als geluidsgolven. In een groot attractiepark in het zuiden van het land hangt haar werk in een conferentieruimte, er was een akoestisch probleem en dat is nu opgelost. Ook ontwierp ze voor het Olympisch Stadion.

Sinds koningsdag zijn de witte objecten van ‘Virgin Leaf’ in de etalage van Bas van Pelt aangevuld met rode en blauwe vormen. “Het trekt veel aandacht, mensen die hier voorbij lopen, blijven staan en nemen foto’s,” zegt Karel Bodegom.Op de etalageruit hebben we een QR-code aangebracht, alle informatie over Marjan Veltkamp is daarop te vinden.”

Op de laatste dag van haar tentoonstelling geeft Marjan Veltkamp een presentatie over haar werk bij Bas van Pelt, waarvoor nog kaarten te bestellen zijn.

 

Marjan Veltkamp met ‘Virgin Leaf’ bij Bas van Pelt, nog t/m zaterdag 14 mei. Meer informatie karel@basvanpelt.nl en www.marjanveltkamp.nl

 

 

 

Eten, zonnen en voetjes van de vloer

 Artikel in Den Haag Centraal van 30 maart 2022

Pop-up Strandpodium Aan De Koot biedt gelegenheid tot eten en feesten. In de toekomst ook in de winter, rond een knapperend haardvuur.


Strandtenthouders Joep de Bruin, Steven Visser en Floris Groeneveld behoren tot de gelukkigen die met hun paviljoen mogen overwinteren. Zeven jaar geleden wees gemeente Den Haag als pilot drie strandpaviljoens aan om plannen te ontwikkelen voor een permanent onderkomen. Dat waren WIJ, Doen (nu Vonk) en De Waterreus. Op de oude plek van WIJ op Strand Noord, naast The Hague Beach Stadium en het Havenhoofd, staat nu het pop-up Strandpodium Aan De Koot.


“Het is een tijdelijke oplossing, alleen voor dit strandseizoen. In oktober beginnen we met de bouw van een permanent onderkomen met een stevige fundering,” zegt bedrijfsleider Sander Peters. “Dit jaar wordt top en volgend jaar nog een beetje meer.”

 

Boontjes

Peters werkt al vanaf zijn vijftiende op het strand, eerst op het Zwarte Pad en nu op Strand Noord. Aan De Koot is gezellig, ruim en heeft een groot terras, maar alles wat er staat, gaat uiteindelijk weg om plaats te maken voor het permanente paviljoen.

“In de zomer zal er niet altijd gelegenheid zijn om bijzondere gerechten aan te bieden, maar in de winter hebben we dan meer tijd om mooie gerechten te serveren. Als het buiten donker wordt en je kijkt uit op een grauwe zee, dan is het hier binnen lekker warm bij de open haard. Nu al gaan we mooie hoofgerechten serveren zoals steak met een lekkere saus en dan kun je met z’n allen de bijgerechten bestellen om samen te delen. Het is dus eigenlijk een combinatie tussen share dining en het traditionele hoofdgerecht. Je moet een beetje het gevoel krijgen dat je thuis aan tafel zit en de boontjes doorgeeft. En volgend jaar, als we een serieuze horeca-keuken krijgen, gaat de kwaliteit van het eten naar een nóg hoger niveau.”

 

Dansvloer

Aan De Koot moet een ontmoetingsplek voor levensgenieters en muziekliefhebbers worden.  “Jongeren gaan steeds meer uit eten, zeker ook de groep vanaf twintig jaar. Dat was vroeger wel anders, als ik mijn moeder moet geloven,” grinnikt Peters. “Jongeren hebben steeds meer over voor een goede maaltijd, maar ze houden ook van een feestje. Meestal gaan ze na het eten ergens anders heen, maar wij willen hen hier houden. We hebben met opzet ‘Strandpodium’ in de naam verwerkt, omdat we een podium willen bieden aan meer dan alleen het eten. Alle zaterdagavonden van zes tot twee wordt het hier feest. We zijn allemaal slimme dingen aan het bedenken, zodat je binnen een uur het terras ombouwt tot een dansvloer. Wat later op de avond wordt alles aan de kant geschoven. Er is een vaste buitenbar en er is tijdens het diner al een DJ die rustige muziek draait, dat gaat dan vanzelf over in dansmuziek.”

Naast genoemde feesten komen er ook filmavonden in de buitenlucht, livemuziek, diner-events, kids-clubs en beach-events.

 

Strandpodium Aan De Koot, Strand Noord 1. Meer informatie www.aandekoot.nl

 

 

Project 2.0 geeft kleur aan Milanese fotobeurs

Artikel Den Haag Centraal van 21 april 2022

Een foto van Larissa Ambachtsheer is overal in Milaan op posters en banners te zien, als aankondiging van de fotobeurs Mia Photo Fair. Door Margreet Hofland Mia Photo Fair is een internationale fotografiekunstbeurs in Milaan, met gemiddeld zestien deelnemende landen en rond de negentig exposanten. Voor de Mai Photo Fair 2022 zijn door Project 2.0 Gallery (Noordeinde, Den Haag) vijf jonge talentvolle fotografen geselecteerd om in het Nederlandse Paviljoen te exposeren. Fotografe Larissa Ambachtsheer (1993) is één van die vijf, haar werk is bovendien uitgekozen voor de campagne van de beurs en is als aankondiging gebruikt op posters, vlaggen en banners, die nu door de hele stad Milaan te zien zijn.
Ambachtsheer exposeert met werk uit haar serie ‘You Choose, I Seduce’ met als onderwerp voedsel. Ze bekent dat ze is geobsedeerd door etenswaren, niet om te eten maar als beeld. “Mijn ouders vertelden mij altijd dat ik niet met mijn eten mocht spelen. Maar wat gebeurt er als ik dat wél doe?” zegt ze. Op haar foto’s zien we stillevens van groenten en fruit, die op een vrijwel onherkenbare manier worden weergegeven. Ze laat zien hoe de rol van kleur in etenswaren kan worden gebruikt om het publiek op een verkeerd spoor te zetten. Haar stillevens hebben kleuren als knalroze, felgeel en lichtblauw. De kleuren zijn niet achteraf aangebracht, maar voordat de foto genomen is, het fruit en de groenten zijn eerst beschilderd. Door de kleur van het eten te veranderen, wil Ambachtsheer de consument misleiden.

Kleurrijk 
Larissa Ambachtsheer wordt vergezeld door vier andere Nederlandse kunstenaars: Manon Hertog, Lisanne Hoogerwerf, David Hummelen en Sanja Marušić, stuk voor stuk getalenteerde fotokunstenaars, die allemaal werk presenteren met veel kleur.
David Hummelen speelt in zijn foto’s met materialen die meestal doorzichtig zijn, zoals wax, plastic, water, gelatine en glas. Net als Ambachtsheer verandert hij de functies van zijn objecten, hij maakt er nieuwe composities van. Het licht dat door de transparante materialen valt, speelt een grote rol. “Ik ben zelf vaak verrast door het resultaat,” zegt hij. Ook Manon Hertog creëert stillevens. Ze gebruikt daarvoor glazen potten en speelt met de scherpte in haar foto’s om de eigenschappen van vluchtige materialen, zoals licht, rook en kleuren, nauwkeurig vast te leggen. De kunstwerken van Lisanne Hoogerwerf laten droomlandschappen zien die ze eerst zelf maakt en dan met de camera vastlegt. De landschappen, zonder verkeer of stadsdrukte, zijn gemaakt met materialen zoals stukjes hout, zand, lijm en beschilderd canvas. Haar werk ‘Rainbow Hills’ toont regenboogkleurige paden die achter de heuvels in het niets lijken te verdwijnen. Daarboven hangt een surrealistische paarse lucht. Sanja Marušić is een Nederlands-Kroatische kunstenares. Ze reist de wereld rond om, zoals zij zegt, ‘buitenaardse beelden’ te maken. Ze fotografeert menselijke figuren - meestal zichzelf - in zelfgemaakte kostuums. De verhalen die ze creëert vinden vaak hun oorsprong in haar persoonlijke leven. Marušić gebruikt verschillende media, waaronder analoge en digitale fotografie, film en collage. “Ik gebruik mijn fantasie tijdens het maken en zo worden de beelden vaak surrealistisch,” zegt ze. “Ik beheer zelf alle kleuren. Ik doe dit met behulp van de computer of door handmatig over de afbeelding heen te schilderen.” Op haar foto ‘Eutierria’ zien we een vrouw in een blauwe mantel, die iets van een Maria heeft. Haar ogen met de gele oogleden zijn gesloten, op haar hoofd draagt ze een kroon van felgekleurde bloemen en ook in haar handen heeft ze een boeket. Op haar gezicht zijn stippen aangebracht, in de kleuren van de bloemen.


 Mia Photo Fair in Superstudio Maxi, Via Moncucco 35, Milaan, van donderdag 28 april t/m zaterdag 1 mei 2022. Meer informatie www.project20.nl

  Savery, een meester in het observeren   Roelant Savery werd onder meer bekend met zijn schilderijen van de uitgestorven dodo. Met zijn b...