donderdag 30 april 2020


Best Geklede Man van Nederland woont in Den Haag 
Artikel Den Haag Centraal van 30 april 2020

DEEL 4 (SLOT): Heden

De hofstad speelt al lang een toonaangevende rol in de mode. In deze vierdelige serie wordt telkens een andere periode uitgelicht en voorzien van commentaar van Haagse modeliefhebbers.

Hedendaagse Haagse modeontwerpers hebben een eigen visie op mode en ook de afdeling Textiel & Mode van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten speelt een belangrijke rol.
 Het is stil in de straten, iedereen verlangt terug naar ‘normaal’. Wat de mode betreft, is het straatbeeld in Den Haag gewoonlijk al niet iets waar je erg vrolijk van wordt, maar nu lijkt het wel of iedereen snel even een luchtje wil scheppen in zijn oude joggingbroek. Grijs, blauw, wit en zwart overheersen. In het centrum is hier en daar een winkel open. Opvallend genoeg staat voor de zaak met sneakers een lange rij te wachten, het zijn vooral jongeren. Met sportschoenen en het juiste merk spijkerbroek kunnen ze zich straks weer identificeren. Ze worden mondjesmaat binnengelaten.
Is er na de coronacrisis - net als na een wereldoorlog of een periode van schaarste – misschien een explosie van kleurrijke, en liefst ook ‘nutteloze’ mode te verwachten? Er is potentie genoeg aanwezig in het Haagse. Achter de schermen en in de modeateliers gaan de plannen gewoon door. Er zijn jonge ontwerpers die al vóór de crisis tot ver over de grenzen opvielen met hun werk, zij zijn nu degenen die bezig zijn met de toekomst.
De Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (KABK) speelt in normale tijden een grote rol op internationaal niveau. De afdeling Textiel & Mode levert ontwerpers die belangrijke prijzen binnen halen en geregeld wereldberoemd worden. Elk jaar in juni wordt een spectaculaire fashionshow georganiseerd waar de hele afdeling aan meewerkt en waar de collecties van afstudeerders geshowd worden. Alleen nu even niet.
Das Leben am Haverkamp 2017

Collectief
Een opvallend viertal dat van de KABK komt, is het modeontwerperscollectief Das Leben am Haverkamp. Ze vinden dat een ontwerp niet in de eerste instantie draagbaar hoeft te zijn en hebben een kritische visie op mode. Voor de vier ontwerpers, Anouk van Klaveren (1991), Christa van der Meer (1988), Dewi Bekker (1990) en Gino Anthonisse (1988) zijn kunst en kleding geen aparte disciplines. ”Kleding kan op de traditionele manier gemaakt zijn, maar net zo goed gevouwen uit papier of op het lichaam geschilderd,” vinden ze. In hun atelier aan de Stille Veerkade onderzoeken ze - paradoxaal genoeg - wat mode kan zijn als er geen kleding aan te pas komt. Hun projecten waren te zien tijdens de Salone del Mobile in Milaan, de London Fashion Showcase en de Dutch Design Week. De groepsshows die ze in 2017 gaven tijdens de Amsterdam Fashion Week vielen op door de performances: metershoge opblaasbare poppen die uit witte dozen sprongen en mannen gehuld in gouden foliestrepen die om gemaskerde performers heen draaiden. De modellen in de show droegen tweedimensionale kledingstukken met zich mee: klassieke maatpakken, geprint op gevouwen pvc en ontwerpen opgebouwd uit pixels van strijkkralen. “Wij willen hiermee de noodzaak van de functionaliteit van kleding in een modeweek - wanneer deze steeds meer een pr-spektakel wordt - ter discussie stellen.”
Een andere bekende ontwerper, Erik Frenken (1976) studeerde in 2002 cum laude af aan de afdeling Textiel & Mode en een paar jaar later, eveneens cum laude, bij het prestigieuze Central Saint Martins College in Londen. In 2010 nam hij het modelabel Avalon over en sinds 2017 heeft hij zijn eigen merk ‘Frenken’. Kleding maken die alleen maar mooi is vindt Frenken niet interessant. “Ik ontwerp voor vrije vrouwen die van mode houden en hun eigen keuzes maken,” zegt hij. Zijn kleding heeft een zakelijke uitstraling en kwaliteit is een must.
Claes Iversen werkt korte tijd bij Viktor & Rolf, hij wordt bekend met zijn ontwerpen maar ook door zijn deelname aan ‘Wie is de Mol’. Zijn klanten zijn vaak vrouwen met een uitgesproken smaak. De kleding van Iversen balanceert op de grens van mode en kunst. Regelmatig ontwerpt hij voor koningin Máxima, die in 2016 onbedoeld in het nieuws kwam met de mantel die ze droeg bij een bezoek aan Beieren. Het ontwerp op de stof bestond uit constructiematerialen als bouten, schroeven en sleutels, waarin sommige mensen een hakenkruis zagen. Dat was natuurlijk geen opzet.

Mode-ambassadeur
'Dripping jurk', Michael Barnaart
De Haagse modeontwerper Michael Barnaart heeft zijn winkel in de Papestraat. In 2010 benoemde de gemeente hem tot mode-ambassadeur en ontwierp hij de 'Robe de la Résidente': het officiële Haagse jurkje. Regelmatig zien we Janny van der Heijden in het TV programma ‘Heel Holland Bakt’ in zijn ontwerpen en op Prinsjesdag dragen de ministersvrouwen graag zijn kleding. Ook nieuwslezeres Annechien Steenhuizen en weervrouw Willemijn Hoebert zijn liefhebbers van zijn gebreide pakjes en jurkjes. Zijn ‘Dripping jurk’ is opgenomen in de collectie van het Kunstmuseum Den Haag, het Centraal Museum in Utrecht kocht in 2014 zijn ‘Mondriaanjurk’.
Barnaart heeft zich gespecialiseerd in ‘knitwear’. De gebreide kleding wordt geproduceerd in een atelier in het oosten van het land. Het is een familiebedrijf, ooit begonnen door een vrouw die visserstruien breide. Barnaart vreest het moment dat ze ermee stoppen. “Wie kent dat ambacht nog in Nederland?” zegt hij.
De Haagse vrouw heeft volgens Barnaart iets heel speciaals. “Ze wil comfort en kleding met een verhaal, daarnaast zoekt ze naar een zekere degelijkheid. Vaak is ze totaal niet geïnteresseerd in de heersende modetrends, dat is zó typisch Haags, de echte Haagse vrouw zoekt naar bewegingsvrijheid en kwaliteit. Je moet in kleding kunnen fietsen, vindt ze.”  

“Dat is een opmerkelijke vraag,” zo reageert kunstenaar- couturier Peter George d’Angelino
200 jaar koninkrijk Peter George d'Angelino Tap
Tap als hem verzocht wordt te omschrijven wat hij van de Haagse straatmode vindt. “Omdat mode zich absoluut niet aan grenzen houdt.
Er bestaat in mijn ogen geen typisch Haagse mode. We zien nu in alle steden van de wereld dezelfde collecties van internationale concerns. Wel heb je daarnaast de creatievere collecties, vaak op kleine schaal en regionaal, gemaakt door enthousiaste jonge ontwerpers met een eigen label. Deze ontwerpers, waar in de wereld ze zich ook bevinden, beklimmen dezelfde Olympus.”
D’Angelino Tap valt op in onze grijze hofstad. Zijn ontwerpen zijn extravagant en veelkleurig. Ze onderscheiden zich door het gebruik van bijzondere stoffen naar eigen ontwerp. Hij noemt zijn creaties ‘kleermakersstandbeelden’, maar de ontwerpen zijn in principe wél altijd draagbaar. Hij bedacht in de loop der jaren talloze projecten: catwalk collecties, balletten en tentoonstellingen in onder andere de Kunsthal in Rotterdam, museum Mesdag, Palais de Tokyo in Parijs en het Kunstmuseum in Den Haag. Daarnaast regisseerde hij internationale operaproducties waarbij hij ook de vormgeving voor zijn rekening nam.
Al elf jaar maakt D’Angelino Tap jasjes en kostuums voor het beroemde pianisten-duo Arthur en Lucas Jussen. Voor het hele Haagse gezin Chabot, bestaande uit zes personen, ontwierp hij dit jaar kleding voor het Boekenbal. Ze waren ermee te zien in het televisieprogramma ‘De Wereld Draait Door’ (DWDD). Splinter Chabot, een van de vier zoons, is schrijver, programmamaker en televisiepresentator. Onlangs kwam zijn boek ‘Confettiregen’ uit. Zijn kleding is opvallend en excentriek, hij won in 2019 de prijs van het blad Esquire voor Best Geklede Man van Nederland. Tijdens de prijsuitreiking droeg hij een handgeweven colbert met goud lamé van D’Angelino Tap in de kleuren zwart en cyclaam, op het boekenbal was hij te zien in een felgroen gedecoreerd jasje met volants aan de achterkant en een satijnen broek. “De kleding van Peter George is als een hedendaags sprookje,” zegt Splinter Cabot. “Eigenlijk zijn het draagbare dromen.”  
Chabot en D’Angelino Tap wonen bij elkaar in de buurt en tijdens het uitlaten van de hond zag Chabot de ontwerper in een van zijn prachtig geborduurde jassen. Hij was direct onder de indruk van de bijzondere outfit en toen hij ontdekte dat de wandelaar zelf ontwerper was, deed hij een briefje bij hem door de brievenbus. Hij mocht langskomen en het klikte direct.
“Peter George weet met zijn kledingontwerpen het uiterlijk en innerlijk met elkaar te verbinden. Wat dat betreft lijkt hij wel een helderziende. Hij plakt als het ware je échte huid op je lichaam. Het pak dat ik droeg bij DWDD zag ik vlak voor de uitzending voor het eerst. Het hing klaar, paste precies en was volmaakt geschikt voor mij.”



Splinter Chabot heeft nu zeven jasjes en kostuums van Tap. “Het enige wat ik niet bij Peter George kan krijgen, zijn sokken, dus draag ik altijd roze sokken van Happy Socks. En de ringen van mijn moeder.” 


 Met dank voor de foto’s aan de modeafdeling van Kunstmuseum Den Haag

donderdag 23 april 2020


Spijkerbroeken met wijde pijpen, couture op Noordeinde
Artikel Den Haag Centraal van 23 april 2019

De hofstad speelt al lang een toonaangevende rol in de mode. In deze vierdelige serie wordt telkens een andere periode uitgelicht en voorzien van commentaar van Haagse modeliefhebbers. Jaren zestig en zeventig.

Couture raakt uit de mode. De hippiebeweging komt op met gebleekte spijkerbroeken en fladderjurken met bloemenprints. Er ontstaat een duidelijk verschil tussen ouderen en jongeren.

tekening Maarten van Dreven
 Het modebeeld in Den Haag verandert drastisch in de jaren zestig en zeventig. Het arbeidsloon stijgt en daardoor wordt het steeds duurder om echte couture aan te schaffen. Er wordt minder kleding van ontwerpers gekocht, de traditionele modehuizen in de residentie krijgen het zwaar en sluiten hun deuren. Een andere oorzaak is het ontstaan van een jongerencultuur. De jeugd vindt couture truttig, ze hebben hun eigen mode en zetten zich af tegen de oudere garde. Ook couturiers kijken naar mode van de straat, en introduceren prêt-à-porter mode, confectie die meteen gedragen kan worden. Hippe mode komt niet meer uit Parijs, maar uit Londen waar de jonge ontwerpster Mary Quant een winkel opent aan King’s Road. Zij introduceert begin jaren zestig de minirok en de hotpants die vrolijke kleuren hebben en gecombineerd worden met bontgekleurde panty’s. Het beroemde graatmagere model ‘Twiggy’ met superkort haar en zwaar opgemaakte ogen is het mode-icoon van de jeugd.

Haagse chic
In Den Haag rond het Noordeinde, dicht bij het paleis, blijft ondanks de roerige jaren toch
een aantal couturiers voortbestaan, tenslotte is Den Haag de hofstad. Frans Hoogendoorn, de ontwerper van elegante kleding, wordt sterk beïnvloed door de Parijse mode. Zijn salon, een bekende en stijlvolle locatie, is tot 2014 gevestigd in de Molenstraat. Vandaag de dag ontwerpt hij nog steeds vanuit zijn atelier. Zijn ontwerpen zijn tijdloos met veel grafische prints in zwartwit, jassen met een pied-de-coq motief en avondjurken met polkadots en frivole strikken. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de felle kleuren en sterke contrasten, zoals paars met gele, of groen met roze ensembles. Tot zijn klantenkring rekent hij prinsessen, hofdames en ambassadeursvrouwen. Hij ontwierp onder meer de trouwjurk van prinses Margarita. Haar moeder Irene en koningin Máxima dragen Hoogendoorn’s creaties nog regelmatig.
Nicole Uniquole, tentoonstellingsmaker uit Den Haag, is onder andere curator van het
Nederlands designpaviljoen voor de jaarlijkse Salone del Mobile in Milaan, ze organiseert al twee jaar Masterly the Hague, samen met kunsthandelaar Willem Jan Hoogsteder. In 2018 was ze betrokken bij de tentoonstelling van Frans Hoogendoorn in het Kunstmuseum.
“Ik ben dol op zijn kleding en draag vaak creaties van hem. Hij is de couturier van de chique, typisch Haagse dame. In Parijs zoekt hij de mooiste stoffen uit om te gebruiken. Hij kijkt heel goed naar de vrouw die hij moet kleden, dat is een vak apart, en combineert dat dan met grote bijous en felgekleurde handschoenen.”

Milanees straatbeeld
Uniquole heeft een scherp oordeel over het Haagse straatbeeld. “Met mode maak je een statement, in Den Haag ontbreekt het daar nog wel eens aan. Normaal werk ik veel in Milaan, helaas nu even niet, maar ik word daar altijd heel gelukkig van. De vrouwen op straat zijn prachtig gekleed en lopen op hoge hakken, afgewisseld met sneakers uit de meegenomen tas. Maar vooral de heren zien er fantastisch uit met elke dag een andere outfit, mooie sjaaltjes en pochetten en natuurlijk prachtige Italiaanse schoenen. Het straalt iets uit, je wordt anders behandeld, daarom ben ik er zo graag. Jeans zie je bijna niet in het Milanese straatbeeld, met een spijkerbroek wordt je in Italië zakelijk gezien niet serieus genomen.
Zelf houdt Uniquole niet echt van winkelen. Iets wat je niet zou verwachten omdat ze een zeer uitgesproken kledingstijl heeft. Bij onze ontmoeting draagt ze een lange kleurrijke jurk met grafische patronen. Daaronder sneakers, maar dan wel zilverkleurige van Karl Lagerfeld. Haar kapsel is een bob met een volle pony en op haar neus staat een vlinderbril. “Ik houd ervan om niet doorsnee te zijn, dat heb ik altijd al gehad. Mijn redding was dat ik mijzelf een paar jaar geleden een styliste cadeau heb gedaan, zij koopt al mijn kleren. Natuurlijk overleggen we, maar eigenlijk is het altijd goed en voor mij is het een uitkomst!”
Andere bekende Haagse couturiers die zich in de jaren zeventig rond het Noordeinde vestigen, zijn Gérard Brussé en Ernst Jan Beeuwkes. Een Haags fenomeen is Koos van den Akker die vooral in Amerika bekend wordt. Hij vertrekt in 1968 met een naaimachine en een paar dollar op zak naar New York om daar naam te maken en maakt creaties voor beroemdheden als Cher, Liz Taylor, Bette Midler. In de jaren tachtig worden zijn kleurrijke truien op televisie gedragen door acteur Bill Cosby. De Haagse Maarten van Dreven (1941 – 2001) werd samen met partner Jurjen de Haan bekend als kunstenaar. Van Drevens achtergrond als modeontwerper is altijd zichtbaar gebleven in zijn kleurige schilderijen. Het Kunstmuseum bezit een collectie met zestien potloodtekeningen van zijn modeontwerpen.

Hippies
Van een heel andere orde is de mode die aan het einde van de zestiger jaren door Haagse jongeren gedragen wordt. Ze willen zich onderscheiden van hun ouders en hebben spijkerbroeken die ze zelf in zee en zon opbleken, of kopen hun kleding tweedehands. De hippiemode komt overgewaaid uit Amerika. Een verzameling van diverse stijlen en opvallende accessoires, zoals lange jurken van dunne stoffen met bloemenprints, cowboylaarzen, kralenkettingen met symbolen van vrede, ronde zonnebrillen en haarbanden. De geborduurde Afghaanse jas is - ondanks de vieze lucht die hij verspreidt bij het nat worden - helemaal in. Zowel door meisjes als jongens worden de los gedragen haren steeds langer, jonge mannen hebben vaak een baard. De film ‘Hair’ uit 1979, gemaakt naar de musical uit 1967, over hippie-idealen en ‘flowerpower’ is immens populair.
Vooral voor jongens zijn de veranderingen revolutionair. Het pak gaat de kast in, de hippe jonge man draagt een spijkerbroek met wijde pijpen die strak en heel laag op de heupen hangt, daarboven draagt hij een druk gedessineerd overhemd. De das lijkt voorgoed verbannen, alleen de brede kleurrijk dassen van Hagenaar Bob Lens, soms wel 20 cm breed en bedrukt met popart patronen, worden door de hippe Hagenaar nog gedragen.

Modeduo
Puck&Hans
Denk je aan Den Haag en mode in de zestiger en zeventiger jaren dan denk je aan Puck & Hans. In 1968 openen ze hun eerste winkel in de Prinsestraat. Nederlandse royalty’s, beroemde artiesten, modellen en DJ’s behoren tot hun klantenkring. Het modeduo ontstaat doordat Puck Kroon uit wanhoop kleding voor zichzelf gaat maken. “In Den Haag had je C&A en Peek & Cloppenburg, verder had je weinig. Het was allemaal zo saai,” zegt ze. “Eigenlijk was Den Haag veel meer een modestad dan Amsterdam omdat hier al die muziekband’s zaten. We kregen de vriendinnen van The Golden Earrings en zangeres Mariska Veres van Shocking Blue in onze winkel. De zangeres van Teach In won in 1975 het Eurovisie Songfestival met haar liedje ‘Ding A Dong’ in een jurk van ons.”
Het duo verkoopt hun eigen ontwerpen, maar ook kleding van Kenzo, Yamamoto, Jean-Paul Gaultier en Vivienne Westwood. Hun eigen ontwerpen zijn zo geliefd dat ze nooit voorraad hebben. Hans Kemmink  maakt de spectaculaire etalages die concurreren met die in Londen, Parijs en New York en elke vrijdagavond wordt er een discofeest georganiseerd. Het stel is bekend door hun handgeschilderde blouses en zijden stoffen, meegenomen van hun reizen naar India. De exotische stoffen zijn vaak het uitgangspunt van hun collectie. In 2017 is er een expositie in Museum Amsterdam met hun kleding en in 2019 wordt een documentaire over het flamboyante duo in de bioscopen gedraaid.

Leer
Carla V (Carla van der Vorst, 1947-2010) wordt bekend tot ver over de grenzen met haar leren ontwerpen. Ze begint met het verwerken van lapjes zeemleer in patchwork jassen die enorm aanslaan. Ook zij profiteert ervan dat Den Haag in de zestiger jaren dé popstad van Nederland is. Haar leren creaties met franjes en sierspijkers zijn erg gewild bij popartiesten en bands zoals Q65, The Sandy Coast, The Shoes, The Tee Set en Livin’Blues, later ook bij Anouk en Candy Dulfer. De beroemde Amerikaanse zangeres Diana Ross wordt regelmatig door Carla V in het leer gestoken, ze bestelt rond de zestig modellen bij haar. Het metallic blauw-leren pak dat Jerney Kaagman van de band Earth & Fire in 1979 draagt tijdens de vertolking van de hit ‘Weekend’ in een videoclip voor AVRO’s Toppop, staat nog steeds bij elke ‘oudere jongere’ op het netvlies gebrand en is in het museum van Beeld en Geluid in Hilversum te bekijken. Het modeatelier met coffeeshop van Carla V in de Frederikstraat is door Golden Earring-zanger Barry Hay tot Peppermint gedoopt en bestaat nog steeds als lunch- en ontbijtrestaurant.

Met dank voor de foto’s aan de modeafdeling van Kunstmuseum Den Haag

vrijdag 17 april 2020



De hofstad speelt al lang een toonaangevende rol in de mode. In deze vierdelige serie wordt telkens een andere periode uitgelicht en voorzien van commentaar van Haagse modeliefhebbers. Jaren vijftig/begin zestig.

Bullen, Kikkers en thee bij Formosa

Artikel Den Haag Centraal 16 april 2019


Collectie Kunstmuseum

Na 1945 wordt de mode weer vrouwelijk. In Den Haag drinken de dames thee bij Café Formosa en ze houden daarbij hun hoed op. Maar tegelijkertijd ontstaan straatbendes met de Bullen en de Kikkers.

In de periode van de twee wereldoorlogen bestaat er nauwelijks mode in Den Haag. Er is armoede. Zonder brandstof is het bitterkoud, er worden dikke truien en afdankertjes gedragen. Als reactie ontstaat in de jaren vijftig, vlak na de tweede wereldoorlog, een bloeiende mode-industrie. Stoffen waren tot 1949 nog op rantsoen, maar zijn weer overal verkrijgbaar. Parijs dicteert de mode. De ‘New Look’ die Christian Dior in 1947 introduceert, de zogenaamde ‘zandloperlook’, slaat ook in Den Haag in als een bom. De jurken hebben een wespentaille en wijde rokken, gemaakt van meters stof met petticoats eronder, daarboven een geaccentueerde boezem. Strakke truitjes worden over puntige bh’s gedragen, de haren kortgeknipt of opgestoken. Plotseling zien de vrouwen er weer elegant en vrouwelijk uit.

Sack-dress
Haagse dames van stand gaan naar modehuis Khüne waar zowel couture als dure confectie wordt verkocht. Het pand zit op de hoek van de Kneuterdijk en De Plaats. Kühne laat patronen uit Parijs komen, er wordt grif tussen de 10.000 en 20.000 gulden voor een exclusieve jurk betaald. Het koningshuis is vaste klant, zo laat Juliana haar trouwjurk bij Kühne maken. Ook warenhuis de Bijenkorf met haar uitgebreide modeconfectie speelt een grote rol bij het winkelende publiek. Aan het einde van de jaren vijftig komt er een reactie op de razend populaire zandloperlook. Modeontwerper Balenciaga ontwerpt een jurk die er praktisch het tegenovergestelde van is. De jurk heeft veel weg van een zak, en wordt daarom ook wel 'Sack-dress' genoemd.
Met de naaimachine wordt het uiterlijke klassenverschil enigszins opgeheven. Het blad Burda Mode speelt in de naoorlogse periode een cruciale rol. Met de bijgeleverde patronen kunnen abonnees hun eigen Chanel-pakjes maken met een lapje van de markt. Uit de weekbladen Libelle en Margriet wordt ook de nodige inspiratie gehaald. Dames uit de wijde omtrek van Den Haag komen naar de jaarlijkse modeshow van Libelle in het Palace Hotel in Scheveningen om ideeën op te doen.
Een Haagse gelegenheid waar de dames zonder begeleiding heen kunnen om zich in de laatste mode gekleed te laten bekijken, was Café Formosa op Buitenhof 22 (nu MacDonalds). Alleenstaande dames van stand houden hun hoedje op tijdens het theedrinken, ze pikken er een begeleider voor het theater op, of gewoon een leuke man. De Haagse Beau Monde die zich wil laten zien, eet zijn taartjes ook bij Lensvelt Nicola in de Venestraat of bij Maison Krul aan het Noordeinde, waar koningin Wilhelmina haar kersenbonbons koopt.
Tegelijkertijd ontstaat er ook een geheel andere beweging. Begin jaren vijftig zijn Brigitte Bardot en James Dean dé stijliconen van de jongeren. De paardenstaart, vetkuif en spijkerbroek doen hun intrede in Nederland met Amerikaanse films. Gebloemde of geblokte jurken met een strakke taille, wijde rokken en daaronder een petticoat, zijn bij jonge meiden ‘je van het’. Ze dragen er ballerina’s onder of All Stars met witte sokjes.
“Deze periode is qua mode heerlijk: heel vrij en kleurrijk,” zegt Madelief Hohé, conservator mode en kostuum van het Kunstmuseum. “En nog steeds aantrekkelijk voor verschillende generaties. Dat is best bijzonder na zoveel jaar. De jaren vijftig waren heel vrouwelijk en een stuk damesachtiger dan de jeugdigere jaren zestig, maar ik vind allebei leuk. De jaren zestig bieden wel veel meer draaggemak en bewegingsvrijheid.”

Boksbeugels
Aan het einde van de jaren vijftig ontstaan in Den Haag twee rivaliserende jeugdbendes die zich onderscheiden met hun kleding: de Bullen en de Kikkers. Veel Indische Nederlanders zijn na de oorlog naar Nederland gekomen en in Den Haag neergestreken, waar ze in de wijk Bouwlust gaan wonen. Rond 1958 ontstaat daar de Indo-rock met onder andere de Tielman Brothers die zwarte vetkuiven hebben. Ze dragen witte schoenen en ‘snelle’ kostuums. In de muziek, maar ook met hun kleding krijgen ze veel volgers. De potten Brylcream, het vet voor de kapsels van de heren, zijn niet aan te slepen. Het is een invloed die uit Amerika komt, aanvankelijk geïntroduceerd door de film ‘The Wild One’ (1953) met Marlon Brando in de hoofdrol en daarna door rockzanger Elvis Presley. Later is de film ‘West Side Story’ uit 1961, een grote inspiratiebron voor de Haagse ‘gangs’. Bij automatiek De Gouden Paraplu, op de hoek van de Gouden Regenstraat en de Laan van Meerdervoort komt een groep jonge Indische Hagenaars samen die al snel vanuit de Bullen, een eigen straatbende vormen. Ze noemen zich de Plu's. De meiden dragen wijde petticoats en getoupeerd haar dat met veel lak wordt vast gespoten: het ‘suikerspinkapsel’. De jongens hebben een vliegeniersjack of zwarte cape, een spijkerbroek en witte tennissokken en natuurlijk de enorme naar voren gekamde vetkuif. De Plu’s rijden op buikschuivers, een bromfiets waarbij je bijna plat op de buik ligt, van het merk Kreidler of Zündapp.


De rivaliserende bende noemt zich de Kikkers: witte Hollandse tieners uit de Vogelwijk met sluik naar voren gekamd haar tot over de oren. Ze dragen groene parka’s en spijkerbroeken met wijde pijpen, daaronder halfhoge suède schoenen met spekzolen: Clarks, die ook wel bordeelsluipers worden genoemd. De meisjes dragen minirokken of hotpants (korte broekjes) en hebben het liefst steil blond haar. De Kikkers luisteren naar de Beatles en The Golden Earrings. Ze rijden op een Puch, een brommer met een hoog stuur waardoor ze rechtop kunnen blijven zitten. Ze danken hun naam aan fietsenmaker Leo van Zijl die in de Kikkerstraat zijn werkplaats heeft waar ze hun bromfiets laten repareren. De ruzies tussen de groepen gaan meestal over de meiden. Beide groepen vechten met messen en boksbeugels, op het strand, bij de Bosjes van Pex en Poot of in de binnenstad. De politie probeert regelmatig de vechtpartijen te voorkomen, maar heeft daarbij weinig succes. De Haagse gangs blijven bestaan tot halverwege de jaren zestig.

Kroeshaar
Micha Hasfeld
Hagenaar Micha Hasfeld (71) richt in 1982 de rockband The Clarks op, nu nog steeds de bekendste en meest succesvolle classic-rockband van Nederland met muziek uit de jaren vijftig en zestig. Op dit moment zijn ze de huisband van het televisieprogramma ‘Veronica Inside’ en elke week minstens eenmaal op TV te zien. “Ik begon zelf eigenlijk pas echt op mijn kleding te letten toen ik vijftien was. Ik droeg natuurlijk ‘bordeelsluipers’, eerst nog goedkope neppers van Huf, grijze Saint-Tropez broeken met wijde pijpen uit de Boekhorststraat, een groene legerparka en een opavestje. Met mijn kroeshaar was het moeilijk de haarmode te volgen, bovendien was lang haar verboden op mijn school, het Maerlant-Lyceum. Pas toen Jimi Hendrix beroemd werd, kwam voor mij de verlossing,” zegt hij.

Van 1971 tot 1978 bezit Hasfeld de platenzaak Queens Disco en kledingboetiek Banana, allebei in de Papestraat. Daarna, na een paar jaar Amsterdam waar hij ook in de mode zat, richt hij ‘The Clarks’ op. “
We traden vroeger geheel in stijl op, met Teddy Boy-jasjes, Creepers, Beatle-pakken, Beatle-laarzen en flowerpowerhemden. Nu dragen we bij een optreden alleen nog stemmig zwart.”

Natuurlijk zijn er ook jongeren die niet aan de mode meedoen, maar wel een heel eigen identiteit hebben. “Als je lid was van hockeyclub HGC en in Wassenaar woonde,” vertelt gynaecoloog Jan Lind, oud-lid van de club: “dan droeg je een lange donkerblauwe jas met een gestreepte college-sjaal en penny-shoes. Veel medeleerlingen hadden hun schoolboeken in een ‘pukkel’, een legertas, vaak gekregen van een oudere broer of neef, die bij de uitrusting zat als je in dienst ging. Als je daaruit kwam, bleef je een tijdje reserveofficier of sergeant en dan werd een groot gedeelte van de kleding thuis bewaard. Als de reservetijd er ook op zat, moest je eigenlijk alles inleveren, maar iedereen had de spullen uit de ransel dan al fanatiek gebruikt.”







donderdag 9 april 2020





Flaneren met Eline Vere
Artikel in Den Haag Centraal van 9 april 2020

De imaginaire Eline Vere wordt aan het einde van de negentiende eeuw door de verhalen van Louis Couperus een mode-icoon in Den Haag. In het ‘fin de siècle’ is het ‘zien en gezien worden’, maar er ontstaat ook een tegenbeweging van progressieve vrouwen.

Door Margreet Hofland

Mode is altijd al een manier geweest om je maatschappelijke positie aan te geven. In 1887 wanneer schrijver Louis Couperus (1863–1923) zijn verhaal ‘Eline Vere’ als feuilleton in dagblad Het Vaderland publiceert, geeft Den Haag in de kunstwereld én in de mode de toon aan. De dames en heren flaneren in hun elegantste outfits over het Lange Voorhout, langs de Hofvijver en door de Hoogstraat, waar de winkels zich bevinden. In de zomer is Scheveningen favoriet.
Het ‘fin de siècle’ is zeker ook de favoriete periode van Madelief Hohé, conservator mode en kostuum van het Kunstmuseum. “Er zijn hier in Den Haag nog veel plaatsen waar je de negentiende eeuw zó voor je ziet,” zegt ze. Wat dacht je van de dubbele bankjes onder de mooie ‘gaslantarens’ op het Lange Voorhout? Daar zie je bij wijze van spreken Louis Couperus wandelen en de opstandige Alexandrine Tinne (bekende Haagse fotografe, red.) langs ruisen in zo’n veel te onhandige, maar beeldschone zijden japon.” De collectie van het Kunstmuseum is te bekijken op www.modemuze.nl waar niet alleen jurken getoond worden, maar ook alle bijbehorende accessoires.

Kussentje
Het is zien en gezien worden in Den Haag rond 1900, soms wandelend, maar nog vaker in een open koets. De mode schrijft jurken voor met een smalle taille, het accent ligt op de achterkant, de dames dragen onder hun rok een kussentje op de billen. De lange rok is nauwsluitend en vaak voorzien van ruches, de haardracht bestaat uit krullen op het voorhoofd en een knot laag in de nek.
Met haar ‘queue de Paris’, hoed en parasol is Eline Vere hét symbool van de Haagse chic. We lezen in de roman van Couperus hoe Eline verliefd raakt op de baritonzanger Fabrice die in de Haagse schouwburg optreedt. Elke dag maakt ze, prachtig aangekleed, dezelfde wandeling, in de hoop hem tegen te komen. Couperus schrijft: ‘Eline zag er frisch en helder uit, in eene eenvoudige matinée: een rok van drie groote volants en een effen corsage, beide van een donkergrijze, wollige stof, die glad over het corset spande, het midden omsnoerd en omstrikt met een grijs zijden lint als ceinture; aan haar hals een klein flikkerend gouden pijltje’. Als Eline de schouwburg bezoekt, is ze gekleed in een roze toilet van zijden rib met overal strikjes, veren in het haar, een parelsnoer, lange handschoenen en een waaier.
Welgestelde dames hebben in die tijd een enorme garderobe die veel geld kost. Ze verkleden zich zeker drie maal per dag met hoeden, handschoenen, schoenen en sierraden en nog een keer extra voor een speciale gelegenheid. De kleding is rijk bewerkt en het korset snoert de taille zodanig in dat de draagster totaal ongeschikt wordt om welke inspannende bezigheid dan ook te verrichten.
In 1899 komt er een tegenbeweging: de Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleding wordt opgericht. Het is een gevolg van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den Haag, waarvoor de vrouwenbeweging een reformjurk liet ontwerpen: een loszittende jurk zonder versiering en zonder korset. Plotseling worden struisveren ‘burgerlijk’ gevonden. Pas in 1907 bevrijdt Paul Poiret, een couturier uit Parijs, ook de modieuze vrouw van haar knellende ondergoed.

Dandy’s
De kleding van de man is meestal zwart en meer op de Engelse mode gericht. Goedgeklede heren bestellen maatpakken in Londen. De enige manier waarmee een man zich kan onderscheiden, is met het strikken van zijn das. Louis Couperus is in die tijd een echte Haagse dandy. Hij draagt meestal een strik van zijde in opvallende kleuren: “De das is een voornaam detail. Hij geeft beminnelijk vrij spel in onze opgelegde toiletslavernij. Wie geen das weet aan te doen, is nooit elegant,'' vindt hij.
Met een andere bekende Haagse dandy, kunstenaar Karel de Nerée tot Babberich, laat hij zich veelvuldig zien in het uitgaansleven, in rokkostuum en witte das.
Een hedendaagse Haagse ‘dandy’ is oud-conservator John Sillevis: altijd piekfijn gekleed in een goedgesneden colbert, een mooi overhemd en een gedessineerde zijden sjaal, losjes om de hals gedrapeerd. In 1997 maakt hij in Paleis Lange Voorhout een expositie over de dandy. “De echte dandy uit die tijd was meer dan alleen zijn uiterlijk,” zegt hij. “Hij vertegenwoordigde een manier van leven en distantieerde zich van banale dingen als geld en werk. Geen houding, gebaar of kledingstuk ontsnapte aan zijn aandacht en niets aan hem was natuurlijk. Sinds het dandyisme is er meer begrip gekomen voor de vrouwelijke kant van de man.”
Zijn eigen dandy-tijd was in de zestiger jaren. “Ik streefde altijd naar een superelegante outfit. Op mijn school, het Christelijk Lyceum in Voorburg, zaten ze elke dag te wachten op wat ik aan had. Ik was zestien en droeg een kostuum met das, een bloem in het knoopsgat. Op straat droeg ik een zwarte cape met pelerine. Ik ben met mode opgevoed, mijn vader droeg altijd een hoed, in de zomer een Borsalino en in de winter een Stetson. Hij werkte bij de Provinciale Griffie en als er iets officieels was, moest hij in jacquet naar zijn werk.” Bij de Haagse vrouw van nu mist hij wel eens een zekere vrouwelijkheid. “Ze wil vooral niet teveel opvallen. Ook zijn de sporen van onze deftige hofstad hier nog steeds aanwezig.”

Beschaafd vertier
Welgestelde dames paraderen in de zomers rond het ‘fin de siècle’ langs de boulevard of over de Scheveningse pier en zitten met grote hoeden en hoge kraagjes op het strand, want bruin worden is uit den boze. Als je dan toch een duik wilt nemen dan word je met een badkoets in zee gebracht. De koetsen zijn voorzien van een grote kap zodat de badgasten onbespied kunnen baden. De burgemeester van Den Haag schrijft in 1846 een nieuwe verordening met onder meer de volgende bepaling: ‘Er zal niet in open zee gebaad worden dan met zogenaamde zwembroeken’, waardoor de badmode opkomt. De eerste badmode komt uit Frankrijk: voor heren korte broeken en voor de dames een flanellen hemd.
Een andere ‘plaats van beschaafd vertier’ is het Haagse Bos. Den Haag is mondain en standsbewust. Mode is hoogst belangrijk om je mee te onderscheiden. Twee maal per week, op woensdagavond en op zondagmiddag worden er midden in het bos concerten georganiseerd voor en door de leden van de Nieuwe of Literaire Sociëteit op het Plein (nu Sociëteit De Witte). Er komt eerst een linnen tent en later een prachtig houten gebouwtje. Er is – dan ook al – een strenge ballotage. Het veroorzaakt een toeloop van Hagenaars die iets willen opvangen van wat er te doen is, daarom worden er koorden gespannen om het onuitgenodigde publiek te weren. Het fraai geklede gezelschap áchter de koorden vormt de grootste attractie.
De Witte in het Haagse Bos

Modehuizen
In 1885 wordt de Passage in Den Haag geopend. Een overdekt ‘winkelstraatje’ waar luxe waren worden uitgestald achter grote ruiten. Het daglicht valt door het glazen dak. Een nieuw fenomeen ontstaat. Het zien en gezien worden, wordt een doel op zich. Zelfs het woord ’winkelen’ is nieuw. Daarvóór kwamen de handelaren met knopen en band langs de deuren of was er zo nu en dan een markt.
Het modenieuws wordt in de negentiende eeuw steeds sneller verspreid door een nieuw verschijnsel: de modetijdschriften. Het silhouet van de modieuze vrouw verandert voortdurend. Nieuwe verfstoffen zorgen voor japonnen in sprankelende kleuren. Je kunt per postorder een hele garderobe bestellen uit de Parijse prijscouranten. Maison Kühne in Den Haag koopt originele patronen van ontwerpers en de klanten betalen grif 10.000 gulden om voor zichzelf een exclusieve jurk te laten maken.
In 1895 wordt modehuis Maison de Bonneterie aan de Gravenstraat in Den Haag geopend. De ‘modepaleizen’ gebouwd naar Frans voorbeeld zoals La Fayette in Parijs trekken met de ‘uitstalkast achter het raam’ veel bekijks en spelen voor het eerst een belangrijke rol om de klant te verleiden tot een aanschaf. Op straat worden stoepen aangelegd om het winkelen comfortabeler te maken en er komen grote winkelruiten. Het winkelen gaat niet meer alleen om het kopen, het publiek vindt het ook heerlijk om alleen te kijken. Den Haag modestad is geboren.

  Savery, een meester in het observeren   Roelant Savery werd onder meer bekend met zijn schilderijen van de uitgestorven dodo. Met zijn b...