Flaneren met Eline Vere
Artikel in Den Haag Centraal van 9 april 2020
De
imaginaire Eline Vere wordt aan het einde van de negentiende eeuw door de
verhalen van Louis Couperus een mode-icoon in Den Haag. In het ‘fin de siècle’ is het ‘zien en gezien worden’, maar er
ontstaat ook een tegenbeweging van progressieve vrouwen.
Door
Margreet Hofland
Mode
is altijd al een manier geweest om je maatschappelijke positie aan te geven. In
1887 wanneer schrijver Louis Couperus (1863–1923) zijn verhaal ‘Eline Vere’ als
feuilleton in dagblad Het Vaderland publiceert, geeft Den Haag in de
kunstwereld én in de mode de toon aan. De dames en heren flaneren in hun
elegantste outfits over het Lange Voorhout, langs de Hofvijver en door de
Hoogstraat, waar de winkels zich bevinden. In de zomer is Scheveningen favoriet.
Het ‘fin de siècle’ is zeker
ook de favoriete periode van Madelief Hohé, conservator mode en kostuum van het
Kunstmuseum. “Er zijn hier in Den Haag nog veel plaatsen waar je de
negentiende eeuw zó voor je ziet,” zegt ze. Wat dacht je van de dubbele
bankjes onder de mooie ‘gaslantarens’ op het Lange Voorhout? Daar zie je bij
wijze van spreken Louis Couperus wandelen en de opstandige Alexandrine Tinne
(bekende Haagse fotografe, red.) langs ruisen in zo’n veel te onhandige, maar
beeldschone zijden japon.” De collectie van het Kunstmuseum is te bekijken op www.modemuze.nl waar niet
alleen jurken getoond worden, maar ook alle bijbehorende accessoires.
Kussentje
Het
is zien en gezien worden in Den Haag rond 1900, soms wandelend, maar nog vaker in een
open koets. De mode schrijft jurken voor met een smalle taille, het accent ligt
op de achterkant, de dames dragen onder hun rok een kussentje op de billen. De lange
rok is nauwsluitend en vaak voorzien van ruches, de haardracht bestaat uit
krullen op het voorhoofd en een knot laag in de nek.
Met haar ‘queue de Paris’, hoed en parasol is Eline Vere hét
symbool van de Haagse chic. We lezen in de roman van Couperus hoe Eline
verliefd raakt op de baritonzanger Fabrice die in de Haagse schouwburg optreedt. Elke dag maakt ze, prachtig aangekleed, dezelfde
wandeling, in de hoop hem tegen te komen. Couperus schrijft: ‘Eline zag er frisch en
helder uit, in eene eenvoudige matinée: een rok van drie groote volants en een
effen corsage, beide van een donkergrijze, wollige stof, die glad over het
corset spande, het midden omsnoerd en omstrikt met een grijs zijden lint als
ceinture; aan haar hals een klein flikkerend gouden pijltje’. Als Eline de
schouwburg bezoekt, is ze gekleed in een roze toilet van zijden rib met overal strikjes,
veren in het haar, een parelsnoer, lange handschoenen en een waaier.
Welgestelde
dames hebben in die tijd een enorme garderobe die veel geld kost. Ze verkleden
zich zeker drie maal per dag met hoeden, handschoenen, schoenen en sierraden en
nog een keer extra voor een speciale gelegenheid. De kleding is rijk bewerkt en
het korset snoert de taille zodanig in dat de draagster totaal ongeschikt wordt
om welke inspannende bezigheid dan ook te verrichten.
In 1899 komt er een tegenbeweging: de Vereeniging voor
Verbetering van Vrouwenkleding wordt opgericht. Het is een gevolg van de
Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den Haag, waarvoor de
vrouwenbeweging een reformjurk liet ontwerpen: een loszittende jurk zonder
versiering en zonder korset. Plotseling worden struisveren ‘burgerlijk’ gevonden. Pas
in 1907 bevrijdt Paul Poiret, een couturier uit Parijs, ook de modieuze vrouw
van haar knellende ondergoed.
Dandy’s
De
kleding van de man is meestal zwart en meer op de Engelse mode gericht.
Goedgeklede heren bestellen maatpakken in Londen. De enige manier waarmee een
man zich kan onderscheiden, is met het strikken van zijn das. Louis Couperus is
in die tijd een echte Haagse dandy. Hij draagt meestal een strik van zijde in opvallende
kleuren: “De das is een voornaam
detail. Hij geeft beminnelijk vrij spel in onze opgelegde toiletslavernij. Wie
geen das weet aan te doen, is nooit elegant,'' vindt hij.
Met een andere bekende Haagse dandy, kunstenaar
Karel de Nerée tot Babberich, laat hij zich veelvuldig zien in het
uitgaansleven, in rokkostuum en witte das.
Een hedendaagse Haagse ‘dandy’ is oud-conservator
John Sillevis: altijd piekfijn gekleed in een goedgesneden colbert, een mooi
overhemd en een gedessineerde zijden sjaal, losjes om de hals gedrapeerd. In
1997 maakt hij in Paleis Lange Voorhout een expositie over de dandy. “De echte dandy
uit die tijd was meer dan alleen zijn uiterlijk,” zegt
hij. “Hij vertegenwoordigde een manier van leven en distantieerde zich van banale dingen als geld en werk. Geen houding,
gebaar of kledingstuk ontsnapte aan zijn aandacht en niets aan hem was
natuurlijk. Sinds het dandyisme is er meer begrip gekomen voor de vrouwelijke
kant van de man.”
Zijn eigen dandy-tijd was in de zestiger jaren.
“Ik streefde altijd naar een superelegante outfit. Op mijn school, het Christelijk
Lyceum in Voorburg, zaten ze elke dag te wachten op wat ik aan had. Ik was
zestien en droeg een kostuum met das, een bloem in het knoopsgat. Op straat
droeg ik een zwarte cape met pelerine. Ik ben met mode opgevoed, mijn vader
droeg altijd een hoed, in de zomer een Borsalino en in de winter een Stetson.
Hij werkte bij de Provinciale Griffie en als er iets officieels was, moest hij
in jacquet naar zijn werk.” Bij de Haagse vrouw van nu mist hij wel eens een
zekere vrouwelijkheid. “Ze wil vooral niet teveel opvallen. Ook zijn de sporen
van onze deftige hofstad hier nog steeds aanwezig.”
Beschaafd vertier
Welgestelde
dames paraderen in de zomers rond het ‘fin de siècle’ langs de boulevard of over
de Scheveningse pier en zitten met grote hoeden en hoge kraagjes op het strand,
want bruin worden is uit den boze. Als
je dan toch een duik wilt nemen dan word je met een badkoets in zee gebracht.
De koetsen zijn voorzien van een grote kap zodat de badgasten onbespied kunnen
baden. De burgemeester van Den Haag schrijft in 1846 een nieuwe verordening met
onder meer de volgende bepaling: ‘Er zal niet in open zee gebaad worden dan met
zogenaamde zwembroeken’, waardoor de badmode opkomt. De eerste badmode komt uit
Frankrijk: voor heren korte broeken en voor de dames een flanellen hemd.
Een
andere ‘plaats van beschaafd vertier’ is het Haagse Bos. Den Haag is mondain en
standsbewust. Mode is hoogst
belangrijk om je mee te onderscheiden. Twee maal per week, op
woensdagavond en op zondagmiddag worden er midden in het bos concerten
georganiseerd voor en door de leden van de Nieuwe of Literaire Sociëteit op het
Plein (nu Sociëteit De Witte). Er komt eerst een linnen tent en later een
prachtig houten gebouwtje. Er is – dan ook al – een strenge ballotage. Het
veroorzaakt een toeloop van Hagenaars die iets willen opvangen van wat er te
doen is, daarom worden er koorden gespannen om het onuitgenodigde publiek te
weren. Het fraai geklede gezelschap áchter de koorden vormt de grootste
attractie.
De Witte in het Haagse Bos |
Modehuizen
In 1885 wordt de Passage in
Den Haag geopend. Een overdekt ‘winkelstraatje’ waar luxe waren worden
uitgestald achter grote ruiten. Het daglicht valt door het glazen dak. Een
nieuw fenomeen ontstaat. Het zien en gezien worden, wordt een doel op zich. Zelfs
het woord ’winkelen’ is nieuw. Daarvóór kwamen de handelaren met knopen en band
langs de deuren of was er zo nu en dan een markt.
Het modenieuws wordt in de negentiende eeuw steeds
sneller verspreid door een nieuw verschijnsel: de modetijdschriften. Het
silhouet van de modieuze vrouw verandert voortdurend. Nieuwe verfstoffen zorgen
voor japonnen in sprankelende kleuren. Je kunt per postorder een hele garderobe
bestellen uit de Parijse prijscouranten. Maison Kühne in Den
Haag koopt originele patronen van ontwerpers en de klanten betalen grif 10.000
gulden om voor zichzelf een exclusieve jurk te laten maken.
In
1895 wordt modehuis Maison de Bonneterie aan de Gravenstraat in Den Haag
geopend. De ‘modepaleizen’ gebouwd naar Frans voorbeeld zoals La Fayette in
Parijs trekken met de ‘uitstalkast achter het raam’ veel bekijks en spelen voor het eerst een belangrijke rol om de klant te verleiden tot
een aanschaf.
Op straat
worden stoepen aangelegd om het winkelen comfortabeler te maken en er komen
grote winkelruiten. Het winkelen gaat niet meer alleen om het kopen, het
publiek vindt het ook heerlijk om alleen te kijken. Den Haag modestad is geboren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Laat hier uw reactie achter.